Na vijf jaar van daling is de armoede in Nederland in 2024 weer toegenomen. Vorig jaar leefden 551.000 mensen in armoede, goed voor 3,1 procent van de bevolking. In 2023 ging het nog om 2,7 procent. Dat blijkt uit een nieuwe publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), opgesteld in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. ‘Arme werkenden, vooral zelfstandigen, komen in doorsnee meer inkomen tekort dan mensen met een uitkering’.
Armoede neemt na vijf jaar daling weer toe
Het aandeel arme kinderen bleef vorig jaar met 2,8 procent wel hetzelfde als in 2023
Doordat de energietoeslag wegviel, steeg de armoede in 2024. Die tegemoetkoming zorgde in 2022 en 2023 nog voor minder armoede, legt het CBS uit. Tegelijkertijd werd het kindgebonden budget voor gezinnen verhoogd, waardoor de armoede onder kinderen stabiel bleef. Net als in 2023 leefde 2,8 procent van de kinderen in armoede.
Maatregelen
Twee jaar geleden daalde de armoede dus door overheidsingrijpen. Naast de energietoeslag werd in 2023 namelijk het minimumloon verhoogd en kregen bijna 600.000 huishoudens met weinig inkomen een lagere huur. Overigens daalde in 2019 en 2020 de armoede onder andere door loonstijgingen en tijdelijke coronasteunmaatregelen, aldus het statistiekbureau.
Werkende armen
In 2024 was het inkomen van arme mensen in doorsnee 19 procent lager dan de armoedegrens. Dat betekent dat de helft van de mensen in armoede toen meer dan 19 procent onder de armoedegrens leefde. In 2018 was dat nog 12 procent. In 2022 en 2023 liep het inkomenstekort op. Door maatregelen die de koopkracht verbeterden, kwamen vooral mensen met een uitkering uit de armoede en bleven in verhouding veel werkende mensen achter. ‘Arme werkenden, vooral zelfstandigen, komen in doorsnee meer inkomen tekort dan mensen met een uitkering’, constateert het CBS.
Spaargeld of bezit
Naast de 551.000 mensen in armoede telt Nederland nog eens 1,1 miljoen bijna-armen: mensen met een inkomen tot 25 procent boven de armoedegrens, maar met nauwelijks spaargeld of bezit. Dat is 6,4 procent van de bevolking. In 2018 ging het nog om ruim 1,5 miljoen mensen. Toen kwamen door de energietoeslag vooral ontvangers van bijstand of een andere sociale voorziening – die in 2021 nog arm waren – net boven de armoedegrens uit.
Kinderen
Ook veel kinderen zijn slachtoffer. Van alle kinderen tot 18 jaar wonen 93.000 (2,8 procent) in een arm gezin en 245.000 (7,5 procent) in een bijna-arm gezin. ‘Dit betekent dat in een schoolklas van 30 kinderen er gemiddeld 3 met armoede of bijna-armoede te maken hebben’, schrijft het CBS.
Schulden
Schulden spelen eveneens een rol. Een kwart van de mensen die arm of bijna-arm zijn, woont in een huishouden met problematische schulden. Het gaat onder andere om schulden bij de Belastingdienst, betalingsachterstanden bij de zorgpremie of verkeersboetes. Van de armen heeft zelfs 30 procent problematische schulden; van de bijna armen 22 procent. Ter vergelijking: in de rest van de bevolking is dat 9 procent.
Versleten meubels
De meeste (bijna-)armen kunnen geen onverwachte uitgave van 1.500 euro opvangen. ‘Ook versleten meubels vervangen, jaarlijks een week op vakantie gaan en regelmatig nieuwe kleren kopen kunnen de meesten niet betalen’, is te lezen in de CBS-publicatie. ‘Bijna de helft van de (bijna-)armen heeft te weinig geld om familie of kennissen te eten te vragen. Zulke financiële beperkingen komen in de rest van de bevolking veel minder voor.’
Armoede meten
Volgens het CBS is iemand arm wanneer er in het huishouden, na aftrek van vaste lasten zoals wonen, energie en zorg, te weinig inkomen én te weinig financieel bezit overblijven voor basisbehoeften zoals eten, kleding en sociale activiteiten. Onder financieel bezit vallen spaargeld en direct te besteden vermogen; een eigen woning telt niet mee.
De armoedegrens – het minimumbedrag dat een huishouden nodig heeft om normaal te kunnen leven – verschilt per huishouden. In 2024 lag die voor een alleenstaande op 1.600 euro per maand en voor een stel op 2.145 euro. Voor een paar met twee kinderen tot 13 jaar was dat 2.625 euro, voor een éénoudergezin 2.215 euro. Bij twee oudere kinderen van 13 tot 18 jaar liep de grens op tot 3.000 euro voor een stel en 2.605 euro voor een éénoudergezin.
Levensverwachting
Armoede heeft ook duidelijke gevolgen voor de gezondheid. Van de mensen die arm of bijna-arm zijn, zegt 40 procent dat hun gezondheid niet goed is, tegen 21 procent van de mensen in huishoudens met meer geld. Mensen met weinig geld hebben ook vaker een langdurige beperking. De verschillen werken tevens door in de levensverwachting. Die van mannen met weinig geld is negen jaar korter dan van mannen die meer te besteden hebben (72 jaar tegenover 81 jaar). Bij vrouwen is dat verschil zeven jaar (77 jaar tegenover 84 jaar).
Slechtere gezondheid
Mensen in een arm of bijna-arm huishouden zeggen bijna twee keer zo vaak dat hun gezondheid minder goed is als mensen in een huishouden met meer geld. Van mannen in een huishouden met weinig geld vindt 36 procent hun gezondheid niet goed, bij mannen in een huishouden dat meer te besteden heeft is dat 19 procent. Bij vrouwen is dat 44 procent tegen 23 procent.
Een hogere leeftijd gaat over het algemeen gepaard met een minder goede gezondheid. Bij mensen in een arm of bijna-arm huishouden zeggen juist 45- tot 65-jarigen het vaakst dat ze zich minder gezond voelen (67 procent). Bij hun leeftijdgenoten die meer te besteden hebben is dat 25 procent, en is het aandeel dat zich minder gezond voelt bij 65-plussers het hoogst (36 procent).
Beperking
Van de mensen in een huishouden met weinig geld zegt 45 procent dat ze een beperking door hun gezondheid ervaren. Onder degenen die meer te besteden hebben is dat 28 procent. Zeven op de tien arme of bijna-arme 45- tot 65-jarigen heeft een beperking.

Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.