In 2022 sloot toenmalig minister Hugo de Jonge van Volkshuisvesting woondeals af met regio’s overal in Nederland. Het doel dat op papier kwam: een kleine één miljoen nieuwe huizen gebouwd hebben in uiterlijk 2030.
Bouwvertraging ligt vooral aan grootschalige locaties
Dat schrijft het Economisch Instituut voor de Bouw. Eén op de vier geplande woningen is niet op tijd gebouwd.
Meteen al werd gedacht dat dit weleens onmogelijk kon zijn. Om dit te bereiken, zou het nodig zijn elk jaar gemiddeld ruim 100.000 woningen toe te voegen. Dit was in de jaren zeventig voor het laatst vertoond. De bouwpiek was in het jaar 1975, met toen 123.005 nieuwbouwwoningen. Volgens de planning van de woondeals zou dat hoge bouwniveau in vooral 2024 en 2025 bereikt moeten worden.
Verre van gelukt
Dat is verre van gelukt. In 2024 eindigde Nederland op 82.000 nieuwe woningen, op 1 oktober 2025 gaf de stand voor dit jaar 61.570 woningen aan. Bij deze getallen zijn ook transformaties en splitsingen meegerekend.
Volgens de nieuwbouwmonitor van adviesbureau Rogeo liep bouwend Nederland afgelopen augustus 100.000 woningen achter op de woondeals: ruim 303.000 nieuwbouwhuizen in plaats van de verhoopte ruim 404.000 woningen. Een kwart is vertraagd.
De locaties
Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) heeft de cijfers geanalyseerd, en schrijft in een nieuwe notitie dat een belangrijke reden voor de vertraging gelegen moet zijn in het type woningbouwlocaties waarop de rijksoverheid heeft aangestuurd. Directeur Taco van Hoek onderstreept dat grote snelheid in bouwen bereikt moet worden ‘door aan de voorkant hierop beter te selecteren’.
De cijfers laten zien dat met name de provincies Limburg, Drenthe, Friesland, Overijssel en Zeeland halen. Limburg doet dit zelfs ruimschoots: daar kwamen 3000 woningen meer dan geëist.
Kleinschalig
Volgens het EIB heeft dit te maken met de omvang van de bouwlocaties. ‘De provincies die relatief veel woningen plannen op kleinschalige locaties (≤ 100 woningen) liggen momenteel op koers om de doelstelling uit de woondeals te halen, terwijl de provincies die relatief veel woningen op grote locaties (≥ 1.000 woningen) willen ontwikkelen sterk achterlopen op de planning’, aldus de notitie.
Vooral de Randstad zet in op grootschaligheid, en daar is de achterstand het grootst. Dit is een klap voor de ambitie van het ministerie van Volkshuisvesting. ‘Aangezien grootschalige projecten bijna de helft van de totale plancapaciteit beslaan, werkt vertraging bij grote projecten sterk door in de jaarlijkse gereed meldingen’, schrijven de auteurs. Grote bouwlocaties, die vaak ook binnenstedelijk zijn, zijn complex en daardoor kwetsbaarder. ‘Een inzet op een groot aantal kleinschalige locaties biedt het voordeel dat het risico op vertraging kan worden gespreid.’
Complexe NOVEX-projecten
Binnen het rijksbouwprogramma NOVEX vallen tot en met 2030 ongeveer 300.000 woningen. Volgens het EIB is 70 procent van deze grootschalige bouwprojecten gepland op lastige binnenstedelijke locaties, zoals oude industriegebieden. ‘Dit soort projecten gaan vaak gepaard met relatief hoge exploitatiekosten en kennen een lange doorlooptijd door het proces van uitplaatsing en sloop van bestaande terreinen’, staat in de notitie. ‘Een bijkomend probleem is dat deze terreinen vaak kampen met bodemvervuiling.’ Als voorbeeld noemen de auteurs een voormalig suikerfabriekterrein dat de gemeente Breda in 2020 aankocht, maar waar de bouw naar verwachting niet eerder begint dan in 2028.
Planning aangepast
Deze weerbarstige bouwprojecten vallen volgens EIB makkelijker prooi aan vertraging: doordat de marktomstandigheden kunnen veranderen en daardoor de financiering onder druk komt, of doordat er meer nieuwe infrastructuur vereist is waarvoor het lastig is een natuurvergunning te krijgen vanwege de stikstofproblematiek.
Het EIB stelt dat de planning voor de NOVEX-bouwlocaties inmiddels is aangepast: in plaats van 290.000 nieuwe woningen moeten er in 2030 225.000 staan. Maar het instituut betwijfelt ook dat doel: ‘Zo zou het aantal jaarlijkse gereed meldingen vanaf nu moeten toenemen van 7.000 naar 40.000 om de planning te halen.’
Zorgenkind
Het grootste zorgenkind is Zuid-Holland, juist de provincie met de grootste bouwopgave. Afgelopen augustus had de provincie 59 procent van de geplande woningbouw klaar: niet 107.000, maar ruim 63.000. Het provinciebestuur is de eerste om toe te geven dat het bouwtempo niet in lijn is met de ambities.
Afgelopen november vroeg de provincie Zuid-Holland om hulp, met een rapport dat de haperende randvoorwaarden opsomt. In het rapport staat dat nog ruim 140.000 woningen, die wel op de planning staan, niet vergund zijn.
Vertragingsgevoelig
De provincie wijst niet op de vertragingsgevoeligheid van juist grootschalige, binnenstedelijke woningbouwprojecten. In plaats daarvan ziet Zuid-Holland vooral problemen met de onrendabele toppen van bouwprojecten, de beperkte investeringscapaciteit van woningbouwcorporaties, het gebrek aan stikstofruimte, de netcongestie, en de beperkte ambtelijke capaciteit. Wel wijst de provincie erop dat binnenstedelijke projecten veel vaker dan buitenstedelijke last hebben van een onrendabele top. Dit zou onder andere komen door de hoge kosten voor parkeerplaatsen. Ook is er vaker sprake van bezwaarprocedures tegen de bouwplannen.

Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.