Zo vlak voor de verkiezingen neemt de politieke druk toe om nu snel een rekenkundige ondergrens van 1 mol in te voeren voor de modelleringen van stikstofdeposities. Al twee jaar is een meerderheid in de Tweede Kamer voorstander van die ondergrens. De grote vraag is alleen: wat is het beste moment? Een motie die dit ‘per direct’ wilde, in september van de PVV, kwam zeven stemmen tekort. Een motie daarna die ‘zo snel mogelijk’ bepleitte, haalde het wel.
‘Niet heel bang dat rekenkundige ondergrens onderuit gaat’
Hoogleraar Arthur Petersen komt met kleine koerswijziging in zijn advies aan de landbouwminister: niet 1 mol, maar 0,5 mol.

Landbouwminister Femke Wiersma zelf wil coûte que coûte voorkomen dat er nieuwe juridische problemen ontstaan, zoals eerder bij de PAS-melders. Daarom wil zij de rekenkundige ondergrens veiligheidshalve inbrengen in een lopend hoger beroep bij de Raad van State. Maar dan kan nog wel anderhalf jaar duren.
Kleine koerswijziging
Los van dit politieke debat heeft hoogleraar Arthur Petersen ineens een kleine koerswijziging gemaakt: hij pleit er nu voor om de rekenkundige ondergrens niet te zetten op (bijna) 1 mol per hectare per jaar, maar op 0,5 mol per hectare per jaar. Daar heeft hij rekenkundige redenen voor, legt hij telefonisch uit vanuit de Londense wijk Bloomsbury. Daar is hij hoogleraar aan University College London.
Eerst wat uitleg
Maar voor hij aan het woord komt, eerst nog een uitleg. Het is wetenschappelijk onomstreden dat de stikstofmodelleringen van het rekenmodel Aerius, dat gebruikt wordt voor het verlenen van vergunningen voor woningbouw, bedrijfswijzigingen of de aanleg van wegen, een mate van schijnzekerheid heeft. In Nederland wordt sinds 2019 gerekend met een drempelwaarde van 0,005 mol stikstofdepositie per hectare per jaar. Die drempelwaarde wordt door Aerius afgerond naar 0,01 mol. Dan gaat het om minuscule, onmeetbare hoeveelheden, die zelfs kleiner kunnen zijn dan de statistische onzekerheid die in het rekenmodel zit ingebakken.
Het verschil tussen een ‘drempelwaarde’ en een ‘rekenkundige ondergrens’ is dat de eerste puur een beleidskeuze is en de tweede wetenschappelijk is onderbouwd.
Belangrijk daarbij om te weten is dat Aerius gebaseerd is op het rekenmodel OPS, dat modelleert tot op tien decimalen achter de komma. Aerius rondt dit af: dat is de ‘rapportageprecisie’.
Juridische zeperd
Het lukte beleidsmakers en wetenschappers nooit een consensus te bereiken over een wél geloofwaardige, berekende ondergrens. Maar Petersen baseert zich, net als omliggende landen, op de meetdetectielimiet: stikstofdeposities zijn meetbaar vanaf ongeveer 10 mol per hectare per jaar. Het kan zijn dat er in de toekomst nog beter gemeten kan worden, dus nam Petersen een veiligheidsmarge van een factor tien. Daardoor kwam hij uit op: 1 mol per hectare per jaar.
Ook overheidskoepels als IPO en VNG pleiten ervoor om deze ondergrens in te voeren, mits hij juridisch robuust is. Want alom bestaat de vrees voor opnieuw een juridische zeperd. Houdt deze ondergrens wel stand, dan biedt die een uitkomst voor veel van de PAS-melders en ook talloze bouwprojecten.
Toch pleit Petersen deze week plotseling voor een rekenkundige ondergrens van 0,5 mol; de helft van de eerdere geprezen waarde.
Wat is er gebeurd?
Arthur Petersen: De rekenkundige ondergrens van 1 mol had ik gekoppeld aan de meetdetectielimiet, met een veilige factor 10 daaronder. Dan kom je uit op orde 1 mol. Dat geldt nog steeds.
Het tweede is dat ik in een eerder expertoordeel al had al gezegd: er moet separaat nog de keuze gemaakt worden of we blijven werken met de huidige rapportageprecisie van 0,01. Want de huidige rekenkundige ondergrens is een consequentie van de keuze in 2019 voor een rapportageprecisie van die 0,01. Als je Aerius Calculator gebruikt, rapporteert hij op dat niveau. Maar de precisie waarmee het OPS-model rekent, is op wel tien decimalen achter de komma. Onder de motorkap gebeurt er dus iets met veel meer precisie. Dat is prima, want het gaat uiteindelijk over de precisie die je besluit te gebruiken in de interactie met de gebruiker van Aerius.
Toen heb ik de consequenties daarvan doordacht, mede in interactie met beleidsmakers: wat zijn de voor- en nadelen van de mogelijke rekenkundige ondergrenzen 0,5, 0,95 en 0,995?
Toen ben ik erachter gekomen dat als je niet nu besluit de rapportageprecisie te verlagen naar hele molen, maar hem houdt op 0,01, dan blijft de neiging onder modelleurs en beleidsmakers bestaan om te zeggen: “Laten we blijven rapporteren ónder de 1 mol.” Dus dan krijg je 0,99 mol, of 0,98. Terwijl het punt is: onder een rekenkundige ondergrens kun je geen resultaten rapporteren.
Ik dacht toen: we krijgen een rekenkundige ondergrens en die is ook onderbouwd. Maar dan gaan mensen hem stiekem niet implementeren, omdat ze denken: mijn model kan veel preciezere informatie geven, waarom zou ik die niet laten zien? Binnen de kortste keren ga je nat, omdat die lagere waardes toch zullen worden gezien als liggend onder een beleidsmatig gekozen drempelwaarde; en niet als een rekenkundige ondergrens. Daar zit hem het probleem.
Dus ik dacht: oeh, pas op. Ga nou niet denken dat ook al kán het model iets uitrekenen, dat de informatie die eruit komt wetenschappelijk voldoende onderbouwd is om te gebruiken in de vergunningverlening. Want dat is altijd het probleem geweest. Toen keek ik nog een keer naar drie opties voor een rekenkundige ondergrens die ik eerder had beschreven in mijn expertoordeel. Er bleek maar één te zijn waarbij dit probleem zich niet kan voordoen. Dat wil zeggen dat de laagste getallen die Aerius kan representeren als uitkomst van de berekeningen, zijn: 0 mol, en dan 1 mol, en dan 2 mol... Je kunt dus niet met schijnprecisie getallen onder de 1 weergeven, want 1 is het laagste getal dat het model kan weergeven.
Het gevolg is dan hetzelfde als bij de huidige rekenkundige ondergrens ná afronding: 0,01 mol per hectare per jaar. Vóór afronding is de rekenkundige ondergens 0,005 mol. Datzelfde gebeurt nu ook: de rekenkundige ondergrens ná afronding wordt die 1. Wat vóór afronding betekent dat die ligt op: 0,5.
Als het gaat om de mate van onzekerheid is er toch niet meer argumentatie voor 0,5 dan bijvoorbeeld voor 0,8 of 0,9?
Bij rapportageprecisie rondt je standaard vanaf de 5 af naar de 10, en onder de 5 naar de 0. Dat is basale wiskunde. Het is niet gebruikelijk om te zeggen: we kunnen ook 0,9 doen. En als het niet gebruikelijk is, heb je een minder sterke onderbouwing.
Waarom wordt er überhaupt afgerond? Waarom is er rapportageprecisie nodig?
In de basis is dat nodig omdat je weet dat er een onderliggende statistische onzekerheid zit in je modeluitkomst, en dat het in de wetenschap gebruikelijk is niet met een schijnprecisie te werken. Nu is de conclusie: 0,01 is beter dan de tien cijfers achter de komma waarmee het OPS-model rekent. Maar 0,01 is nog lang niet goed genoeg, omdat bij een depositie van de orde 1 of 2 mol de wetenschappelijke onzekerheid veel groter is dan die 0,01. Er moeten dus uiteindelijk nul cijfers achter de komma staan.’
Dan ben je dus om politieke redenen de best beschikbare wetenschappelijke kennis niet aan het gebruiken
Arthur Petersen
Heeft u een mening over de snelheid waarmee de rekenkundige ondergrens ingevoerd zou moeten worden?
Nee, vanuit mijn positie is het enige wat ik niet wil, dat door het uitstellen van het toepassen van wat op dit moment geldt als de best beschikbare wetenschappelijke kennis de onderbouwing van die 1 mol ten onrechte ter discussie wordt gesteld. De Landsadvocaat werd de vraag gesteld: als je wacht tot een uitspraak van de afdeling bestuursrecht van de Raad van State, doet dat dan af aan de wetenschappelijke onderbouwing? Het antwoord daarop was: niet per se. Want als die wetenschappelijke onderbouwing staat, dan staat die ook over een paar jaar nog. Maar er was ook een andere vraag, en die vond ik toch wel interessant: is het gebruikelijk om de best beschikbare wetenschappelijke kennis niet toe te passen? Daarop is het antwoord: nee, dat komt eigenlijk niet voor.
Dan ben je dus om politieke redenen de best beschikbare wetenschappelijke kennis niet aan het gebruiken. Dat mag, zegt de Landsadvocaat, en er kunnen uitzonderlijke redenen voor zijn, omdat je bijvoorbeeld een ‘PAS 2.0’ wilt voorkomen. Dat snap ik. Het is niet aan mij om te zeggen wat de politiek moet beslissen. Daar blijf ik van weg. Maar ik observeer wel dat het apart zou zijn als de best beschikbare wetenschappelijke kennis niet wordt toegepast, zoals dat een normaal gebruik is in het openbaar bestuur.
De onzekerheid die de afdeling advisering van de Raad van State eerder observeerde, was alleen maar: “Wij kunnen zelf geen oordeel geven over de kwaliteit van deze wetenschappelijke onderbouwing, maar die onderbouwing zal wel ter discussie worden gesteld en kan dus in theorie onderuit gaan.” Dat was een puur formeel argument. Daarvan zeg ik: íeder besluit dat ooit genomen wordt, loopt een juridisch risico. Hier gaat het over de vraag of de wetenschappelijke onderbouwing van de rekenkundige ondergrens standt houdt. Het is nu wel heel erg duidelijk dat die het wél gaat houden, zeker nu ik heb gezegd dat die een halve mol moet zijn. Wat mij betreft is dat een extra argument om te zeggen: we hoeven niet heel bang te zijn dat deze rekenkundige ondergrens onderuit gaat.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.