De waterschappen hebben deze zomer adequaat op de droogte gereageerd, vindt voorzitter Hans Oosters van de Unie van Waterschappen. Maar voor de problemen op de hogere zandgronden en de afnemende waterkwaliteit is voorlopig geen oplossing voorhanden.
Droogte blijft een ‘sluipende calamiteit’
'Droogte blijft een sluipende calamiteit', aldus voorzitter Hans Oosters van de Unie van Waterschappen. Voor de problemen op de hogere…
Verzilting
De droogte heeft volgens Oosters nog eens onderstreept dat Nederland, ‘hoe klein ook’, qua geografische omstandigheden ‘heel divers’ is. In het westen speelde vooral de verzilting van het rivierwater op. ‘Rivieren voeren minder water af, maar eb en vloed op de Noordzee gaan gewoon door. Daardoor nemen ze veel meer verzilt water in, met het voor de landbouw schadelijke zout.’ Door aangepast sluis en doorspoel beheer, verleggen van inname punten naar het oosten en de grote zoetwatervoorraad in het IJsselmeer konden de waterschappen samen met Rijkswaterstaat het oprukkende zout binnen de perken houden.
Zandgronden
Lastiger te bestrijden is de droogte op de hoge zandgronden in het oosten en in delen van Brabant en Zeeland. ‘Daar bestaan de grootste zorgen’, erkent Oosters. ‘Het watersysteem heeft er nauwelijks een relatie met het rivierwater; de grond voedt zich met regen. Als die dan ineens langdurig niet meer valt, zakt de grondwaterspiegel steeds verder weg. Hoe langer gebieden droog staan, hoe meer schade ontstaat aan landbouwgewassen en natuur. In sommige gevallen onherstelbaar. Dat is een calamiteit die je als waterschap op dit moment eigenlijk niet kunt oplossen.’
Andere landbouwmethodes
Volgens Oosters wordt de komende tijd onderzocht met welke maatregelen de grondwaterspiegel in theorie zou kunnen worden beïnvloed. ‘Is het nog mogelijk om ergens in die gebieden water te bufferen? Maar dat is lastig in watersystemen die uiteindelijk vooral via regen worden gevoed. Als die regen er niet is, houdt het eigenlijk al op. Tegelijk kunnen we in Nederland veel leren van landen in Zuid-Europa die het fenomeen droogte al veel langer kennen. Ze passen daar bijvoorbeeld aangepaste landbouwmethodes toe. Misschien moet dat hier op termijn ook worden overwogen.’
Waterkwaliteit
Ook moest Oosters deze zomer opnieuw problemen met de waterkwaliteit constateren. Niet geografisch gebonden, maar in het hele land. ‘De blauwalg, botulisme, dierziektes … Er komt wel water uit de afvalzuivering beschikbaar, maar als zich dat onvoldoende vermengt met vers regenwater krijg je een opeenhoping van foute stoffen. We weten natuurlijk dat die problemen zich ’s zomers voor kunnen doen, maar je ziet steeds beter dat het echt ernstig is. We hebben nog niet voldoende mogelijkheden om daar het hoofd aan te bieden.’
Structureel fenomeen
Volgens Oosters zijn periode van droogte, net als de hoosbuien van juni, geen incident meer maar een structureel fenomeen. ‘Het voor 2050 voorspelde weer hebben we nu al. Er zijn klimatologen die voorspellen dat we de komende vijf jaar telkens droge zomers zullen krijgen en er tegelijkertijd meer hoosbuien gaan voorkomen.’ En dus ontkomen we er volgens hem niet aan ‘dat er op een andere manier moet worden nagedacht over de inrichting van ons land.’ Klein voorbeeld: ‘Winkelstraten met plat plaveisel, zonder stoepen, zijn nu heel populair. Maar bij een langdurige stortbui loopt het regenwater zo de winkels binnen. De stoep moet dus terug.’
Enige voordeel
Het enige voordeel van afgelopen zomer is dat vrijwel niemand de noodzaak van dergelijke aanpassingen nog zal betwisten. Oosters: ‘Mensen doorgronden nu voor het eerst de effecten van klimaatverandering. Dat dit weer niet meer weggaat en dat het jou in je huis ook persoonlijk kan treffen. We hebben er als waterschappen vaak last van gehad dat klimaatverandering iets abstracts bleef, of het was in Azië of in Afrika. Nu komt het bij mensen tot aan de voordeur. En je hebt maatschappelijke druk en draagvlak nodig om met elkaar acties in te zetten. Ik kom nu geen mensen meer tegen die zeggen dat die langdurige droogte toeval is. Die bewustwording is de basis voor politiek handelen.’
Meer vaart
Ook bij gemeenten ziet Oosters in toenemende mate de urgentie om met klimaatadaptatie aan de slag te gaan. Al riep scheidend deltacommissaris Wim Kuijken de gemeenten vorige week nog op meer vaart te maken: niet volstaan met mooie woorden in coalitieakkoorden maar de schop de grond in. ‘Zeker, gemeenten zullen aan de slag moeten en prioriteiten stellen’, reageert Oosters. ‘Dat doen ze echter al volop. Al was het maar omdat we onderling hebben afgesproken dat elke gemeente in Nederland de klimaatstresstest gaat doen. Zo brengen ze hun kwetsbaarheid voor hitte, droogte en hoosbuien in beeld. Veruit de meeste gemeenten hebben daar al de eerste inzichten in.’
Rijk over de brug
Om de gemeentelijke klimaatinspanningen te financieren, moet ook het rijk over de brug komen, vindt Oosters. ‘Wij geven als decentrale overheden een half miljard uit aan watersysteemmaatregelen en hebben de ambitie uitgesproken de komende jaren nog eens 200 tot 250 miljoen extra in klimaatmaatregelen te investeren. Het zou mooi zijn als de rijksoverheid een vergelijkbaar deel zou kunnen toevoegen. Bijvoorbeeld als co-financier van een project om elke gemeente klimaatbestendiger te maken. Van een waterplein in Groningen tot beekherstel in Limburg. We rekenen op 100 miljoen jaarlijks van het rijk. En ik weet dat de minister hard op zoek is naar de middelen.’
Lees het hele verhaal over de droogte deze week in BB16 (inlog)