De weerbare gemeente: gemeenschapsvorming en alertheid
Weerbaarheid vraagt om voortdurende reflectie van bestuur en ambtenaren op hun individuele én gezamenlijke verbindingen met de samenleving.
Als er één woord is dat zich nu al aandient als kanshebber voor het woord van het jaar 2025, dan is het wel weerbaarheid. Door de veranderende geopolitieke verhoudingen en de toenemende offline én online dreigingen, staat het begrip weerbaarheid nadrukkelijk op de agenda. Er wordt gesproken over de weerbare samenleving, het weerbare openbaar bestuur en de weerbare burger als onmisbare schakels in een complexe en snel veranderende wereld.
Er is geen eenduidige definitie van weerbaarheid, maar in essentie gaat het om het vermogen om terug te veren na tegenslag, om te anticiperen op wat komt, en om te blijven functioneren onder druk. In die zin is weerbaarheid geen reactie, maar een permanente opgave. Voor inwoners gaat weerbaarheid dus verder dan het inslaan van houdbare producten of een noodpakket. Het is ook het vermogen om samen te reageren, zich aan te passen en door te gaan in moeilijke tijden.
De lokale overheid wordt hierbij een belangrijke rol toebedeeld. Dat gaat onder andere via het investeren in sociale verbinding – via buurtinitiatieven, ontmoetingsplekken en vrijwilligerswerk – zodat het maatschappelijk weefsel wordt versterkt en het vertrouwen groeit.
Het lokaal bestuur dient echter ook zelf weerbaar te zijn. Lokale bestuurders en ambtenaren blijken kwetsbaar voor kwaadwillenden die het lokaal bestuur, via informele netwerken, voor het eigenbelang willen inzetten. Dat belang kan particulier, maar ook crimineel zijn. En ook, of misschien wel juist, rondom volksvertegenwoordigers zijn zorgen geuit over het bestaan van oneigenlijke druk, met ernstige gevolgen voor de kwaliteit van het lokaal bestuur en de werking van de democratie.
Waar zitten risico’s voor oneigenlijke druk vanuit deelbelangen?
Zeker ook met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van 2026 is het zaak dat lokale politieke partijen en lokale partijafdelingen in gesprekken met hun (kandidaat-)raadsleden expliciet deze weerbaarheid in relatie tot netwerken op tafel leggen. Waar kunnen de informele netwerken van deze kandidaten bijdragen aan de noodzakelijke gemeenschapsvorming en sociale cohesie? Maar ook: wanneer vergroten zij het risico op oneigenlijke druk en voorkeursbehandelingen?
Vanzelfsprekend mag dit geen eenmalig gesprek zijn. Weerbaarheid vraagt om voortdurende reflectie van raadsleden, collegeleden en ambtenaren op hun individuele én gezamenlijke verbindingen met de lokale samenleving. Welke netwerken en belangen zijn dominant vertegenwoordigd en met welke groepen inwoners is nauwelijks contact, waardoor hun belangen onzichtbaar blijven en de weerbaarheid van het bestuur wordt beperkt? En waar zitten risico’s voor oneigenlijke druk vanuit deelbelangen?
Het bouwen aan weerbaarheid begint met het heroverwegen van gevestigde netwerken en het versterken van sociale verbindingen – juist ook daar waar die nu ontbreken.
Julien van Ostaaijen schreef deze column samen met mr. dr. Willeke Slingerland. Zij is lector Sociale Cohesie en de Democratische Rechtsstaat aan Hogeschool Utrecht. Vanuit deze functie is zij o.a. duovoorzitter van het Lectorenplatform Toekomstbehendig Bestuur, coördinerend lector bij het Kennisnetwerk Weerbaar tegen Criminele Geldstromen en lid van de redactie van het Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.