Het nieuwe Nationaal Programma Armoede en Schulden is een stap vooruit. Maar wie het programma leest, ziet vooral systeemaanpassingen en beleidsmatige schuifbewegingen. Wat ontbreekt is een visie op de menselijke kant van armoede en op de rol van vrijwilligers daarin.
Vrijwilligers zijn het fundament van de armoedeaanpak
Vrijwilligerswerk wordt nog te vaak gezien als een lief extraatje, maar in werkelijkheid is het een essentiële publieke voorziening.
Als directeur van Humanitas, een organisatie die elke dag duizenden mensen ondersteunt bij het omgaan met armoede en schulden, zie ik dagelijks hoe diep armoede ingrijpt in het leven van mensen. Het gaat zelden alleen over geldgebrek. Armoede is verweven met stress, verlies, schaamte, isolatie en bureaucratische uitputting. De mensen die wij ondersteunen leven vaak in overlevingsstand. En precies daar maken vrijwilligers het verschil.
Neem het gezin dat wij onlangs ondersteunden na het plotselinge overlijden van de vader. Hij werd op vrijdag ziek en overleed datzelfde weekend. De moeder, nauwelijks bekend met onze taal of systemen, blijft achter met twee kinderen. Een puberzoon die zich volledig afsluit en niet meer naar school gaat en een dochter die probeert haar studie aan de universiteit voort te zetten terwijl ze intussen de rol van ouder op zich neemt. De vader had alles geregeld en nu is alles weg. Instanties meldden zich, intakes volgden elkaar op en overal doken formulieren op die niemand begreep. De formele hulp kwam, maar de informele steun – een luisterend oor, hulp bij het ordenen van de post, iemand die wel blijft als het even stilvalt – kwam van onze vrijwilliger. Die ene stabiele factor.
In het Nationaal Programma wordt nauwelijks gerept over deze groep. Terwijl vrijwilligersorganisaties in de praktijk functioneren als het smeermiddel tussen systeem en samenleving. Ze zorgen voor continuïteit waar professionals wisselen. Ze bieden nabijheid waar beleid afstandelijk blijft. En ze doen dit niet uit plicht, maar uit betrokkenheid.
Er is vaak terughoudendheid bij beleidsmakers om vrijwilligers structureel op te nemen in een armoedeaanpak. Argumenten variëren van zorgen over kwaliteit en borging tot angst voor uitholling van professionele zorg. Begrijpelijk, maar achterhaald. Want vrijwilligers vervangen geen hulpverlening, ze versterken deze. Mits goed ondersteund, getraind, begeleid en ingebed.
Daar wringt het. Vrijwilligerswerk wordt nog te vaak gezien als een lief extraatje, als vrijblijvende luxe. Maar in werkelijkheid is het een essentiële publieke voorziening waarop gemeenten en instellingen leunen. Alleen: dat wordt zelden hardop erkend, laat staan structureel gefinancierd.
Daarom pleit ik voor meer dan symbolische waardering. Er is behoefte aan structurele middelen voor de werving, begeleiding en scholing van vrijwilligers. Niet om hen te beoordelen op KPI’s, maar om hun werk mogelijk te maken en duurzaam te verankeren in het sociale domein. Mijn oproep aan beleidsmakers: zie vrijwilligers niet als aanvulling, maar als fundament. Veranker hun rol in programma’s zoals deze, geef ruimte aan de organisaties die hen ondersteunen en zorg voor echte samenwerking tussen formeel en informeel. De aanpak van armoede slaagt niet in spreadsheets of beleidsparagrafen, maar daar waar mensen zich gezien en gesteund voelen. En dat zien en horen begint vaak, heel vaak, bij een vrijwilliger die blijft zitten als de rest alweer doorloopt.
Jerzy Soetekouw, directeur Vereniging Humanitas
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.