Het ministerie van Asiel en Migratie houdt in de gesprekken over de opvang van asielzoekers geen rekening met het verschil tussen rijke en arme gemeenten. Dat blijkt uit een schriftelijke reactie van het ministerie op vragen van Binnenlands Bestuur. Opvallend genoeg schrijft de Spreidingswet dat onderscheid juist wél voor: gemeenten waar inwoners meer financiële draagkracht hebben moeten volgens de wet een groter aandeel leveren in de opvang.
Rijk of arm geen factor bij overleg over asielopvang
De Spreidingswet maakt onderscheid tussen gemeenten op basis van draagkracht, maar in de bestuurlijke overleggen speelt het geen rol.

Geen onderscheid
‘In de gesprekken wordt geen onderscheid gemaakt tussen rijke en arme gemeenten,’ laat het ministerie weten. Gemeenten krijgen in zogenoemde Provinciale en Regionale Regietafels de ruimte om ‘in gezamenlijkheid te bezien hoe de provinciale opgave kan worden vormgegeven op een manier die past binnen de regio.’ Daarmee wijkt de praktijk af van de systematiek in de wet en is het maar de vraag of rijke gemeenten ook daadwerkelijk meer asielzoekers gaan opvangen, zoals door de Tweede Kamer is bedoeld.
Wet legt SES-score vast als factor
Bij de behandeling van de wet heeft de Tweede Kamer via een amendement van SP-Kamerlid Jasper van Dijk vastgelegd dat de SES-WOA-score van gemeenten moet meetellen bij de verdeling van opvangplekken. Die score is gebaseerd op het gemiddeld inkomen, opleidingsniveau en arbeidsverleden van inwoners en fungeert dus als indicator voor sociaaleconomische draagkracht.
Formeel wel
In de uitwerking van de wet is dit wettelijk vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur: hoe hoger de SES-WOA-score, hoe groter het aandeel van een gemeente in de verdeling van de provinciale opvangopgave. Toch blijkt uit de reactie van het ministerie dat deze systematiek buiten de bestuurlijke overleggen blijft. In die overleggen wordt vaak bepaald hoeveel asielzoekers gemeenten werkelijk opvangen. Tegelijk benadrukt het ministerie dat het wél vasthoudt aan de wet als formeel uitgangspunt: ‘We zien nu geen reden om van bovenstaande systematiek af te wijken.’
Provincies willen minder noodopvang, meer structurele spreiding
De reactie van het ministerie komt op een moment van groeiende spanning tussen het Rijk en de provincies, blijkt uit berichtgeving door het ANP. Acht provincies kregen deze week van demissionair minister Mona Keijzer het verzoek om met spoed elk 325 extra plekken in de noodopvang te realiseren. In reactie daarop stuurden de Commissarissen van de Koning een gezamenlijke brief aan de minister, waarin ze oproepen de Spreidingswet gewoon uit te voeren.
Geen dwang
Zij wijzen op het verschil tussen noodopvang, tijdelijk en duur, en reguliere opvangplekken in gemeenten. Volgens Zuid-Hollandse commissaris Wouter Kolff werkt de wet juist: ‘Hoewel we zien dat de wet werkt, zit Zuid-Holland nog niet op 100 procent. Dat is in de huidige politieke context ook vrijwel onhaalbaar.’ Op 1 juli bleken acht van de twaalf provincies nog niet te voldoen aan hun opgave onder de Spreidingswet. Toch lijkt het kabinet geen haast te maken met handhaving. Ze wil de wet intrekken en vast dus voorlopig ook geen dwang toe.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.