De eind vorige week gepresenteerde Ontwerp Nota Ruimte betekent in vergelijking met het concept dat Hugo Jonge twee jaar geleden presenteerde een aanzienlijke verbetering. Dat product was vrijblijvend gebabbel zonder ballen. Als we het Hugo-product in een goede bui het rapportcijfer 4 geven, dan gaat Mona over met een 6. Het ontbreken van een uitvoeringsagenda blijft een enorm manco.
Nota Ruimte: nog steeds geen ballen
De Ontwerp Nota Ruimte verdient hooguit een zes, vindt Friso de Zeeuw.
De vooruitgang zit in de concrete aanwijzing van 127 regionale woningbouwlocaties, de aanvulling van de nationale woningbouwlocaties met vier gemeenten/regio’s. Tevens komt meer ruimte voor ‘straatjes en wijkjes erbij’. Geen echt nieuws, maar nu ook officieel verankerd in de Nota, tegen de zin van de Rijksbouwmeester en een deel van (ambtelijke) vakwereld. Het blijft intussen een hele klus om voldoende ruimte te vinden voor realiseerbare locaties voor 1,6 miljoen woningen.
Ook de ruimte en borging van economische activiteiten en bedrijventerreinen levert punten op. Je merkt dat de ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Groene Groei zijn ontwaakt uit hun jarenlange planologische winterslaap.
Als derde positieve verandering noem ik de indruk dat ‘water en bodem sturend’ tot het minder eenzijdige ‘rekening houden met water en bodem’ zijn teruggebracht.
De Ontwerp Nota Ruimte staat vol brave ruimtelijke ordeningstaal (wonen en werken bij elkaar brengen; meervoudig ruimtegebruik; elke regio telt; uitgaan van eigen gebiedskenmerken; enz.). Op een tweetal van die ogenschijnlijk sympathieke principes wil ik de vinger leggen. Het kabinet streeft een ‘rechtvaardige verdeling van de schaarste ruimte’ na. Rechtvaardigheid is hier een ongepast en verhullend begrip. Het gaat vooral om politieke voorkeuren. Neem het zwaardere accent de bescherming van landbouwgrond en de verlaagde prioriteit voor natuur. Een herkenbare politieke keuze van BBB-ministers. Neem de forse ruimteclaims van Defensie: ook een rechtstreeks uitvloeisel van politieke keuzes. Ook ontwerpers (planologen, stedenbouwers, landschappers) beïnvloeden met hun professionaliteit de ruimtelijke indeling. Ook dat heeft weinig met rechtvaardigheid van doen.
Het tweede begrip is ‘geen afwenteling’. In wezen is ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling één groot af- en in-wentelingsproces. Bij voorbaat afwijzen van afwenteling kan makkelijk tot ineffectieve en dure oplossingen leiden. Zo lijkt het streven van de Nota Ruimte dat elke regio zijn eigen zoetwatervoorziening moet oplossen voor discussie vatbaar.
Ik kom bij het grootste manco van deze Ontwerp Nota Ruimte: het ontbreken van een uitvoeringsagenda met organisatorische én financiële hoofdstukken. Die agenda gaat men opstellen ‘parallel aan het maken van de definitieve Nota Ruimte’. Twee jaar de tijd gehad, en nu dan nog steeds zonder antwoord op de vraag: ‘hoe dan’, dat is eigenlijk onacceptabel. Het lokt illusiepolitiek uit, bijvoorbeeld onbekommerd nieuwe, miljarden kostende gewenste infrastructuur op de kaart tekenen, zonder een cent dekking of perspectief daarop. Zoals de Lelylijn, waarvan het spaarpotje dit jaar is geplunderd. ‘Wij maken een uitvoeringsstrategie om infrastructuur te bekostigen’, ja hoor.
De Ontwerp Nota Ruimte schuift meer iets minder hete aardappels voor zich uit. De aanwijzing van defensielocaties komt bij voorbeeld in december. Dan gaat ie voor het echie; een interessante test.
Later komt ook een landelijk afwegingkader voor ander gebruik van landbouwgrond. Politiek begrijp ik dat, maar daarmee wordt het besluitvormingsproces over ruimtelijke opgaven (ook woonlocaties) wel verder verzwaard. In kader van STOER vraag ik Mona: waar zit - ter compensatie - de vereenvoudiging?
Ten slotte wil ik in deze eerste beschouwing de vijf ontwikkelingsstrategieën aan de orde stellen die de Nota Ruimte introduceert. Ze dragen de etiketten Versterken, Initiëren, Stimuleren, Transformeren en Accommoderen. Elk van de 20 regio’s krijgt een stempel. De toelichting op de strategieën is vrij summier; opnieuw wreekt zich het ontbreken van een uitvoeringsagenda.
Wel blijkt de lijn ‘Versterken’ de minst ambitieuze. De benaming is ietwat verneukeratief; 'Consolidatie’ of zelfs ‘Stagnatie’ zou beter passen. Mijn regio Noord-Holland-Noord (NHN) valt deze eer te beurt. Een kenmerk van deze strategie is ‘woningbouw naar eigen behoefte’. Terwijl NHN nu en tenminste in de komende 15 jaar een omvangrijke en onmisbare opvangtaak voor de woningbehoefte vanuit de Amsterdamse regio vervult. Daarom is Alkmaar nu ook - in deze zelfde Nota Ruimte! - als grootschalige woningbouwlocatie aangewezen. Een onbegrijpelijke combinatie. En ‘autonome economische ontwikkeling’ betekent in gewoon Nederlands waarschijnlijk: geen hulp van het rijk bij de verdere ontwikkeling. Troostprijs: ‘kleine kernen mogen versterkt worden’, nou dat is hartstikke fijn.
De giga-ambitie voor de Zuid-Limburg contrasteert extreem. Deze regio gaat onder het motto ‘Initiëren’ in de ogen van kabinet een enorme economische groei doormaken, ‘waarna woningbouw volgt’. Klassieke Luchtfietserij, als je weet hoeveel moeite het kost om maar een beetje in de flow van booming Aken te komen.
Misschien is het beste om die hele categorie-indeling maar te schrappen. Het format is niet operationeel en leidt alleen maar tot misverstanden, teleurstelling en bestuurlijke gevechten om in het juiste vakje te landen. En waar ik mij nu ook zelf aan bezondig.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.