De lang lopende discussie over het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen is nog lang niet voorbij. De nieuwste Kamerbrief van interim-staatssecretaris Thierry Aartsen, met daarin de laatste stand van zaken, had al voor de zomer moeten komen. Maar de kabinetsval heeft het al jaren durende debat vertraagd. Bovendien blijkt uit zijn brief dat meerdere oplossingen niet werkbaar zijn.
Herstart van vastgelopen spoordebat over gevaarlijke stoffen
Het overleg met decentrale overheden over het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen zit vast. Nu is er een nieuwe poging.
In de ene hoek van het strijdtoneel staan het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, ProRail en de spoorvervoerders, in de andere hoek gemeente- en provinciebestuurders. Sinds 2015 was er in Nederland een Basisnet, met voor de trajecten verschillende risicoplafonds. Maar deze aanpak bleek een illusie, omdat de risicoplafonds door het internationale spoorvervoer, van bijvoorbeeld de gevaarlijke stoffen ammoniak en ethanol, structureel overschreden werden. Het spoorvervoer tussen havens en industriegebieden valt onder het Europese vrije verkeer, en kan niet naar de Betuweroute gedwongen worden als het over de Brabantroute wil.
Kwetsbaar
Toch voelen de decentrale bestuurders zich kwetsbaar zonder risicoplafonds, en krijgen ze het gevoel dat het rijk de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van hun bewoners bij hen over de schutting gooit. Zelfs al is Nederland het enige Europese land, naast Zwitserland, dat risicoplafonds heeft gehad of heeft. In alle andere landen is men tevreden met de internationale veiligheidsregels. Maar omdat de Tweede Kamer achter de decentrale bestuurders staat, moet het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat toch weer in gesprek.
Staatssecretaris Aartsen zegt dat hij opnieuw een bestuurlijk overleg is begonnen met de bestuurskoepels IPO, VNG en de veiligheidsregio’s. Dit traject heeft het ministerie eind september afgesproken met de Brabantse gedeputeerde Stijn Smeulders en wethouder Hanneke Steen van Hengelo.
1,4 procent
Van het totale vervoer van gevaarlijke stoffen gaat ruim 70 procent door buisleidingen, 23 procent via binnenschepen, 3,6 procent over de weg en tot slot 1,4 procent over het spoor. Dit laatste deel levert al jaren controverse op, doordat de treinen bijvoorbeeld in Brabant door stedelijk gebied gaan, om in Limburg het industriegebied Chemelot te kunnen bereiken.
Bovendien wordt gedacht dat vanwege de energietransitie het vervoer van waterstof, omgezet in ammoniak, flink kan toenemen. Wel is daar nog niks van te merken: in 2024 was geen toename van het spoorvervoer van ammoniak te zien. Het algehele vervoer via de Brabant- en Bentheimroute nam zelfs af, met 15 procent en 20 procent. Dit zou komen door economische tegenslag.
Doodlopende weg
Op basis van een Kamermotie heeft het ministerie gekeken hoe de spoorvervoersector geprikkeld kan worden om vaker minder dichtbevolkte gebieden te doorkruizen en vaker gebruik te maken van ander vervoer dan via het spoor. Maar dat blijkt een doodlopende weg, aldus de Kamerbrief.
Juridisch is dat onmogelijk. Bovendien heeft het spoorvervoer een internationale reikwijdte. ‘Zo wordt in een risicoassessment van de verlader de gehele (internationale) route bekeken, niet alleen het nationale gedeelte van het vervoer’, staat in de Kamerbrief. ‘Dit kan in de praktijk ook leiden tot een routekeuze die in Nederland juist door dichtbevolkt gebied gaat, om verderop in de route (in het buitenland) door minder dichtbevolkt gebied te rijden.’
Eveneens onhaalbaar
Ook een andere oplossing blijkt niet werkbaar. Een idee was om de industriële productie van gevaarlijke stoffen, én het gebruik ervan, bij elkaar te brengen. Of het vervoer meer via de binnenvaart te laten gaan. Beide mogelijkheden blijken op korte termijn onhaalbaar. ‘Om vervoersstromen te verplaatsen naar andere modaliteiten zijn langetermijninvesteringen en samenwerking nodig.’
Economisch zwaar weer
Ondertussen bracht het Platform Spoorgoederenvervoer en Leefomgeving een rapport naar buiten over de toekomst van het spoorgoederenvervoer, waaruit blijkt dat het economisch niet goed gaat met de sector. Het voorwoord van het rapport is van de hand van voorzitter Christophe van der Maat, oud-staatssecretaris van Defensie namens de VVD. Hij schrijft te hopen dat zijn sector profiteert van de verhoogde Defensie-uitgaven, omdat het spoor verbeterd moet worden om meer militair materieel te kunnen vervoeren.
In het rapport staat dat het spoorvervoer het financieel zwaar heeft in de concurrentiestrijd met onder meer het wegvervoer en de binnenvaartschepen. Bovendien is het spoorvervoer in het buitenland vaak voordeliger dan in Nederland, onder andere doordat in Nederland gewerkt wordt met meerdere spoortechnische systemen tegelijkertijd. ‘Zonder ingrijpen van de overheid zet de dalende trend door, met negatieve gevolgen voor de economie, de bereikbaarheid van Nederland en het milieu’, staat in het rapport.

Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.