Advertentie

'Het wantrouwen ligt veel meer aan het oppervlak'

‘De coronamaatregelen waren de aanleiding' voor een bundel over de soms moeizame relatie tussen wetenschap en politiek.

29 juni 2022
corona
Shutterstock

Wetenschap en politiek gaan niet altijd goed samen. Waar ligt dat aan? De Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) bracht een bundel uit met die vraag als rode lijn. Frank van Ommeren was een van de samenstellers en is, als ROB-lid en hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Vrije Universiteit, in de perfecte positie om uit te leggen waar de moeilijkheden zitten.

Senior BI/DWH tester

JS Consultancy
Senior BI/DWH tester

Technisch Adviseur Waterveiligheid/Adviseur Geotechniek

JS Consultancy
Technisch Adviseur Waterveiligheid/Adviseur Geotechniek

De ondertitel van de bundel is ‘een spanningsvolle relatie’ – waar zit die spanning in?

Van Ommeren: ‘Het zijn kringen die verschillend tegen de wereld aankijken. Oud-minister en wetenschapper Jet Bussemaker kent beide werelden erg goed en zij merkt heel mooi op: ‘De wetenschap is gericht op ‘trage vragen’, de politiek op snelle besluiten.’’

‘Mijn eigen ervaring, onder meer bij de rijksoverheid, is dat wetenschappers en politici moeite hebben elkaars taal te spreken. Dat was een belangrijke reden voor ons om de bundel samen te stellen. Waarom verstaan we elkaar niet? Je ziet ook dat wetenschappelijke uitkomsten soms, bewust of onbewust, worden genegeerd. Wetenschappers vragen zich dan af waarom ze onderzoek doen.’

Er lijkt veel aandacht te zijn voor corona. Is er meer of minder vertrouwen in de wetenschap sinds of door de crisis?

‘De coronamaatregelen waren de aanleiding voor deze bundel. We hadden in coronatijd een avond in De Balie in Amsterdam over een andere bundel, die ging over kritiek uit de samenleving in digitale tijden. Het ging toen ook over wie nou Nederland regeert, het kabinet of het Outbreak Management Team (OMT). Daar wilden we meer mee.’

‘Ik zou niet durven zeggen of er in de maatschappij nou meer of minder vertrouwen in de wetenschap is, maar ik durf wel te zeggen dat het wantrouwen veel meer blootligt. Veel meer aan het oppervlak. Het is misschien niet toegenomen, maar we worden er meer mee geconfronteerd.’

Overheden willen aan de ene kant graag gebruikmaken van moderne technieken, maar zijn aan de andere kant huiverig voor complexiteit. Zien jullie dat terug?

‘Verschillende auteurs gaan op die complexiteit in, zoals Marijke Malsch. Zij heeft onder meer uitvoerig onderzoek gedaan naar de afbouw van de “instituutszorg” - mensen zouden niet meer in instituten moeten zitten maar zelfstandig kunnen wonen in de maatschappij. Uit empirisch onderzoek blijkt dat dit heel vaak door de doelgroep niet zo wordt ervaren. Dat is erg, want de wet is wel voor hen bedoeld. De premisse waarop die wet is gebaseerd, klopt in veel gevallen niet. Malsch betoogt, net als veel andere auteurs, dat de wetgever wat langer moet nadenken bij het maken van de wet. De empirische data zouden erbij moeten worden betrokken. Het maakt zo goed inzichtelijk hoe ontzettend belangrijk het is dat de politiek over goede data beschikt en die ook in zijn afwegingen betrekt.’

Wat zijn de voornaamste risico’s van wetenschappelijk gedreven beleid?

‘Beleid moet op meer gebaseerd zijn dan wetenschap alleen. Het gevaar van een term als ‘wetenschappelijk gedreven beleid’ is dat het te veel een een-op-eenverband suggereert. De wereld is daar te complex voor. Zoals vaak wordt gezegd is er altijd een wetenschapper te vinden die vóór is en een die tégen is. Dat maakt beslissen alleen maar moeilijker.’

Is er een gevaar dat men weinig meer in denkt te kunnen tegen beleid dat zich op wetenschappelijke input baseert? Vorige week verweet de Algemene Rekenkamer voormalig minister Ollongren bijvoorbeeld dat zij de statische indicator voor de omvang van het woningtekort presenteerde als een ‘te absoluut cijfer’.

‘Dat is natuurlijk het lastige voor de politiek. Je wordt omgeven door kennisinstellingen. Als politici beslissingen moeten nemen dan moeten ze wel onderscheid maken tussen de input die ze krijgen. Voor wetenschappers is het beter als ze zich beperken tot wetenschappelijke adviezen. Het is lastig om slechts één rode draad van de bundel te noemen – hij bevat achttien bijdragen – maar het thema van de rolvastheid zag ik meerdere keren terug. Een adviseur heeft een andere taak dan een beslisser en wetenschapper is een andere rol dan beleidsmaker. Het lijken misschien open deuren, maar het is noodzakelijk om erop te wijzen.’

‘De politiek moet zich niet verschuilen achter de wetenschappers. Wetenschappers kunnen wel uiteenlopende maatregelen aandragen om te voldoen aan de Europese milieueisen, maar welke te kiezen? Dat is aan de politiek.’

Wat viel u op in de bundel?

‘Het lastige is dat er veel wetenschappelijke rapporten zijn, maar vaak hebben Tweede Kamerleden geen tijd om die te lezen en beperken ze zich tot de managementsamenvatting, als ze daar al aan toe komen. In de bundel wordt de suggestie gedaan een kennisraad te beginnen, niet extern belegd bij een adviesorgaan, maar echt in huis bij de Tweede Kamer zelf, ter ondersteuning van de leden. Om de rapporten heel grondig te screenen. Dat is goed, want politici zijn zó overvoerd. Zo worden ze veel minder een speelbal van managementsamenvattingen. En het maakt de informatie voor hen behapbaarder.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie