Door hedendaagse ogen bekeken, zou de langstzittende en een van Amsterdams meest vooraanstaande burgemeesters, Willem de Vlugt, over dit fenomeen gestruikeld zijn. Hij wilde vrouwen niet toelaten tot het burgemeestersambt: ‘Een vrouwelijke burgervader, dat is reeds een contradictio in terminis.’
Burgemeester in vredestijd
Onlangs was ik aanwezig bij een spreekbeurt, die mijn nichtje aan het burgemeesterschap wijdde. Bekwaam legde zij uit dat vrouwen…
De gereformeerde De Vlugt gaf zijn opvatting driekwart eeuw geleden als lid van de Eerste Kamer. Maar hoezeer hij in de rol van burgemeester als kind van zijn tijd moet worden beschouwd, blijkt eveneens uit zijn weigering om dansvergunningen te verstrekken en zijn optreden tegen godslasterlijke uitingen in films en toneelstukken. Toch spiegelt men zich ook nu nog graag aan het burgemeesterschap van deze anti-revolutionair. De historicus Harm Kaal benadrukt in een vlotgeschreven biografie dat De Vlugt niet als ‘vooroorlogse magistraat’ kan worden weggezet, maar - hoewel optredend tijdens het interbellum - zeker trekken vertoonde van de naoorlogse ‘burgemeester- managers’. Hij gaf socialistische wethouders als Wibaut, De Miranda en Boekman de ruimte.
De Vlugts ambtsvervulling ging in 1921 op opmerkelijke wijze en onder een weinig gunstig gesternte van start. Hij maakte de overstap van het wethouderschap naar het burgemeesterschap van Amsterdam (huidig PvdA-leider Lodewijk Asscher kon nog eens op een idee worden gebracht). Aanvankelijk hoefde De Vlugt niet te rekenen op de steun van de socialist Wibaut, binnen Amsterdam ‘de Machtige’ genoemd, omdat hij diens woningbouwplannen binnen het college had gedwarsboomd. Wibaut liet er bij de installatie geen twijfel over bestaan: de gemeenteraad zou De Vlugt nooit hebben gekozen. Steun van de commissaris van de koningin - en voormalig burgemeester van Amsterdam - Röell was er ook al niet. Uiteindelijk wist Ruijs als minister van Binnenlandse Zaken binnen de ministerraad een krappe meerderheid voor De Vlugts benoeming te vinden.
Daadkracht
Eind goed, al goed? Dit gold wel voor de relatie met Wibaut, aan wie in latere jaren ansichtkaarten vanaf het vakantieadres werden gestuurd. Zo hartelijk werd de relatie met De Miranda en Boekman niet. De laatste verkoos als jood niet in leven te blijven onder het nazi-regime en De Vlugts lauwe reactie op zijn zelfmoord is tekenend voor zijn weinig vastberaden opstelling tijdens de bezetting. Harm Kaal komt dan ook niet tot louter positieve slotconclusies inzake diens burgemeesterschap dat in 1941 door de Duitsers werd beëindigd.
Staat Amsterdam bekend als progressief en rood, zo links was de stad bij De Vlugts aantreden nog niet. Aanvankelijk overheersten de burgerlijke partijen in gemeenteraad en college van B en W, maar SDAP en communisten wisten een duidelijk stempel te drukken. Zo was het aan de ijver van de SDAP te danken dat de algemene beschouwingen van 1927 in de hoofdstad maar liefst 27 dagen duurden. Dat komt iedere burgemeester - al is hij van sociaal-democratische huize - als gruwel voor. Als verdienste van de nieuwe burgemeester mag zeker genoemd worden dat hij goed met de opkomst van de SDAP om kon gaan, zijn voorgangers hadden hier meer moeite mee. Zij wilden te veel Oberbürgermeister zijn.
Mocht men aan zijn doortastend optreden als raadsvoorzitter twijfelen, De Vlugt bewees wel degelijke over daadkracht te beschikken op het terrein van handel en economie. Hij wist de weg te vinden in politiek Den Haag en het buitenland. Dit droeg bij aan de positie van luchthaven Schiphol en die van de Amsterdamse scheepvaartindustrie. De Vlugt zette daarmee een trend. Harm Kaal weet dit mooi te verwoorden: ‘De lijn die De Vlugt had uitgezet zou in mei 1945 door zijn opvolger De Boer worden overgenomen; ook voor hem en zijn directe opvolgers werd het werkterrein niet langer begrensd door de scheve muren, lage gangen en krappe kamers van het Prinsenhof (Amsterdams voormalige stadhuis).’
Onderbouwd
Amsterdam en zijn burgemeesters tijdens het interbellum is naast vlot geschreven, stevig onderbouwd, terwijl de auteur aan de slag moest met een weinig omvangrijk archief van De Vlugt zelf. Harm Kaal vergelijkt het optreden van Willem de Vlugt met zijn voorganger en veel onbekendere Vening Meinisz, en met opvolgers en collega’s in binnen- en buitenland. Meer dan met het bijzetten van een bestuurder in de bekende portrettengalerijen bewijst men deze een eer met een uitvoerige en informatieve biografie. Aan de wethouders Wibaut, De Miranda en Boekman is deze waardering al jaren geleden te beurt gevallen. De erkenning van het belang van De Vlugt komt laat, maar is zeker verdiend.
Peter Rehwinkel is burgemeester van Naarden, lid van de Eerste Kamer voor de PvdA en gepromoveerd in het staatsrecht.
‘Het hoofd van de stad; Amsterdam en zijn burgemeester tijdens het Interbellum’, Harm Kaal, uitgeverij Aksant, 341 blz, € 29,90.