Politieke partijen doen de laatste tijd hun best om fatsoenlijk over te komen. Een strategische poging tot imagoherstel na jaren van verruwing. Zonder het zo te zeggen doen ze een beroep op moraal en integriteit. De veronderstelling zit erachter dat de samenleving genoeg heeft van scheldpartijen, persoonlijke aanvallen en hufterig gedrag. Fatsoen is de kreet maar wat betekent het eigenlijk? Is fatsoen meer dan een lege kreet of staat het gelijk aan moreel en integer handelen?
Fatsoen als moreel adagium, maar hoe dan?
De toename van integritisme hangt samen met de dynamiek van de verontwaardigingseconomie.
Moreel handelen draait om waarden en normen. Niet om wat universeel goed of fout is maar om wat iemand zelf vindt. Een strenge calvinist ziet iets anders dan een hedonistische liberaal. Integriteit gaat een stap verder. Iemand die integer is blijft trouw aan zijn eigen morele kompas. Bij de overheid is integriteit echter geen individuele hobby. Ze is gestoeld op collectieve waarden als rechtvaardigheid, gelijkheid, rechtmatigheid en dienstbaarheid. Bestuurders, politici en ambtenaren horen onder druk van media, coalitie of publieke opinie hun rug recht te houden.
Hierdoor vertrouwen kiezers erop dat volksvertegenwoordigers weloverwogen beslissingen nemen op grond van redelijkheid. Ze hebben immers grote invloed op het dagelijks leven. Toch is redelijkheid de afgelopen decennia steeds meer verdrongen door emotie en verontwaardiging aangevuurd door het digitale theater van sociale media. Onderbuikgevoelens, vooringenomenheid en willekeur worden de norm. Het uitbuiten van sentiment is door politici tot kunst verheven.
De sociologische wetenschap leert dat mensen sociale wezens zijn. Vanaf de geboorte beïnvloed door gezin, school, vrienden en samenleving leren we onszelf kennen door de reacties van anderen en passen ons gedrag aan om bij de groep te horen. Dat geeft veiligheid maar ook verwachtingen en groepsdruk. Onze identiteit en keuzes ontstaan dus nooit los van anderen. Wat voor ieder mens geldt gaat uiteraard ook op voor politici en bestuurders.
Raads- en collegeleden staan net als iedereen midden in het sociale web. Ze vangen signalen op van inwoners in de supermarkt, op verjaardagen of via sociale media. Diezelfde inwoners worden weer beïnvloed door media en hun omgeving. Sociale media versterken daarbij schijnwerkelijkheden en illusies. Zo worden maatschappelijke problemen, belangen en wensen als volksgevoel overgebracht terwijl ze weinig tot niks van doen hebben met de feitelijke werkelijkheid.
In zo’n klimaat kan wat hoogleraar Leonie Heres ‘integritisme’ noemt gemakkelijk gedijen. Kleine kwesties worden opgeblazen tot morele schandalen, niet om de moraal te beschermen, maar om tegenstanders uit te schakelen. Waar in de jaren negentig een burgemeester ongestoord een seksuele relatie met een ondergeschikte ambtenaar kon hebben ruimt tegenwoordig een burgemeester met maagpijn in een vleeskleurig t-shirt het veld. Een vage waarneming uit een ooghoek blijkt hier genoeg voor een beschuldiging van seksueel overschrijdend gedrag. Verdenking maakt bewijs overbodig.
De toename van integritisme hangt samen met de dynamiek van de verontwaardigingseconomie. Inwoners creëren ruis en politici doen eraan mee. Soms door tijdgebrek om informatie te wegen maar vaker door onvermogen om waarheid van schijn te onderscheiden. Politiek en bestuur zijn moreel complex en gemeenteraadsleden of bestuurders kunnen niet meer dan hun best doen. Misschien is het wel te veel gevraagd om moreel vakmanschap te verwachten en moet de samenleving het maar doen met het lege begrip fatsoen.

Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.