Vraag een willekeurige beleidsadviseur, teamleider of consulent hoe het gaat in het Wmo-proces, en de kans is groot dat het antwoord aarzeling bevat. ‘We doen wat we kunnen.’ Of: ‘We halen het net wel. Of net niet.’ Die nuance zegt genoeg. Er wordt hard gewerkt, maar niet altijd effectief.
Tussen tijd en tegenzin: waarom het Wmo-proces vastloopt
Het Wmo-proces loopt vast door stilzwijgende afwijkingen, verkeerde inzet en overindicatie binnen een gebrekkig georganiseerd systeem.
Tegelijkertijd is er niemand die de opgelopen wachtlijsten of overschrijdingen van het maatwerkbudget heeft gepland. De meeste gemeentelijke Wmo-teams weten dondersgoed wat ze willen bereiken: tijdige, passende ondersteuning voor inwoners, binnen de kaders van kwaliteit en begroting. En toch lukt dat steeds vaker niet.
Daarvoor zijn veel oorzaken aan te wijzen. Maar wie wat verder kijkt dan de oppervlakte, ziet drie terugkerende patronen.
Het eerste is het stilzwijgend accepteren van afwijkingen. Wanneer een aanbieder anders levert dan afgesproken — later, breder of iets heel anders — gaat er lang niet altijd een telefoontje uit. Niet omdat het niet opvalt, maar omdat er geen ruimte is voor gedoe. Escaleren kost tijd en energie, en dus blijft het gesprek uit. De afwijking wordt ingepast en normaliseert.
Het tweede patroon is de verwarring tussen capaciteit en competentie. In de druk om doorlooptijden te halen, krijgt vaak degene die beschikbaar is het dossier — niet degene met de juiste ervaring. Het lijkt logisch: liever iets dan niets. Maar als dat ‘iets’ leidt tot een niet-passende indicatie of extra herstelwerk, dan blijkt die winst schijn.
Betere ondersteuning begint niet bij harder werken, maar bij beter organiseren
Het derde patroon is overdimensioneren: ruim indiceren om weerstand te vermijden. Niet per se uit gemakzucht, maar om snel te kunnen helpen, discussies te voorkomen of omdat het dossier niet langer mag blijven liggen. Het gevolg is voorspelbaar: budgetlekkage, scheve verhoudingen tussen cliënten en wachttijden die alleen maar oplopen.
Niemand heeft dit zo bedoeld. Maar het gebeurt wel. Dagelijks. In tientallen gemeenten. Niet omdat mensen hun werk niet goed doen, maar omdat het systeem waarin ze werken niet uitnodigt om het beter te doen.
De reflex is vaak: we hebben meer mensen nodig. Of nieuwe software. Maar dat is niet altijd het juiste startpunt. Wat vaak mist, is structuur. Besluitvorming. Een duidelijk ritme. Heldere rolverdeling. Begrip van de plek waar het proces vastloopt — en waarom.
Want betere ondersteuning begint niet bij harder werken. Die begint bij beter organiseren. En daar is in veel gemeenten nog iets te winnen. Niet met een ingrijpende verbouwing van het sociaal domein, maar met praktische keuzes. Op inhoud, op gedrag en op proces.
De vraag is dus niet of we het beter willen. Die intentie is overal aanwezig. De vraag is: durven we het gesprek aan over wat er écht nodig is om dat waar te maken?
Madelon Kos, netwerkregisseur
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.