In grote lijnen worden deze aanbevelingen ondersteund door de indrukken en observaties van oud-kinderrechter Anita Leeser- Gassan in het boek Een moeilijke jeugd. Op 16 september 2005, na 29 jaar rechter te zijn geweest, hing zij haar toga aan de wilgen. Als afscheidscadeau kon zij maar één grote wens bedenken. Een antwoord op de vraag hoe het met ‘haar pupillen’ is afgelopen. Hoe is het hen vergaan na plaatsing in een pleeggezin? Wat is precies met die opstandige kraakmeisjes gebeurd? Is de Marokkaanse jongeman nog steeds verslaafd of crimineel? Of zijn haar oud-pupillen toch nog keurig op hun pootjes terecht gekomen?
Kinderen in de kou
Hulpverleningsinstanties moeten zich veel meer richten op de veiligheid van kinderen. Dat stelde onlangs de Inspectie voor de…
Samen met Het Parool-journaliste Loes de Fauwe ging zij gedurende drie jaar op zoek naar hun lotgevallen. Deze soms emotionele ontmoetingen, in totaal zijn het tien casussen geworden, hebben hun neerslag gevonden in een soms aangrijpend en leesbaar boek. De selectie van deze bijzondere hulpverleningsgeschiedenisssen heeft min of meer lukraak plaatsgevonden, het zijn immers de verhalen die Anita Leeser- Gassan als kinderrechter het meest zijn bijgebleven. Bovendien bleek niet iedereen bereid tot een gesprek.
Schijn
De jaren van de Tweede Wereldoorlog zijn bepalend geweest in het leven van Anita Leeser. De lezer krijgt daarom eerst een inkijkje in haar persoonlijk drama, een klein joods meisje dat met haar moeder terecht kwam in het concentratiekamp Bergen- Belsen. Moeder en dochter hebben de oorlog, het kamp en het laatste transport overleefd. Ook zag zij na de oorlog haar vader Samuel terug. Aan deze buitengewone ervaringen heeft Leeser-Gassan een sterk gevoel voor rechtvaardigheid overgehouden. Ze ontwikkelde ook een zesde zintuig, de kunde om ‘door de schijn heen te kijken’.
Vervolgens passeren de door haar achterhaalde pupillen de revue, waaronder: het Koerdische meisje dat als pas geboren baby met een verstandelijke handicap geconfronteerd werd met een moeder die haar afwees, een zwaar mishandeld Turks meisje met een ondertoezichtstelling, een sociaal verwaarloosd Surinaams meisje dat ook onder toezicht werd geplaatst, een structuurloos Surinaams gezin met een alleenstaande moeder die het niet meer aankon - er moest immers ook een succesverhaal bij -, twee opstandige en weggelopen kraakmeisjes, de kinderen uit een asociaal autochtoon probleemgezin, een sociaal verwaarloosde, criminele Marokkaanse jongeman, en nog enkele gevallen.
Een duidelijk rode lijn in de selectie van de pupillen ontbreekt, wel valt een aantal zaken op. Zo wordt door de auteur over het Surinaamse meisje Almas opgemerkt: ‘Het grote drama zit ‘m in de wanverhouding tussen hoeveel er over dit kind is gesproken en hoe weinig er is gebeurd.’ (…) ‘Er zijn zo veel mensen verantwoordelijk geweest, maar niemand is als eindverantwoordelijke aan te wijzen. Uit het dossier krijg je bovendien niet de indruk: wat is hier hard aan getrokken.’ Misschien is dit wel de rode lijn in al de verhalen: er is sprake van een ongelofelijke bureaucratie, vele hulpverleners die erbij zijn betrokken, maar uiteindelijk voelt niemand zich echt verantwoordelijk en geen persoon is echt aanspreekbaar.
Ook de kinderrechter niet, want sinds de invoering van nieuwe Wet op de Jeugdzorg in 1995 is niet meer de kinderrechter de eindverantwoordelijke voor het wel en wee van het kind, maar de uitvoerende instanties zelf. De voormalige voogdijverenigingen zijn opgegaan in de Bureaus Jeugdzorg. Het is duidelijk dat Leeser-Gassan niet gelukkig is met de loskoppeling van de beslissingen over een kind en het toezicht op de uitvoering. Er zijn natuurlijk hele goede en betrokken gezinsvoogden, maar er is volgens de oud-kinderrechter ook steeds meer een houding van: ‘van negen tot vijf en de groeten thuis’.
Aanbeveling
Aan het eind van het boek mag ‘topdeskundige’ van de Inspectie Jeugdzorg van het Ministerie van Justitie, orthopedagoog René Bruijn, op een mooie voorjaarsavond onder het genot van koffie met gebak en een wijntje zijn licht laten schijnen over de diverse verhalen. De gesprekspartners zijn het al gauw eens over het gegeven dat dit type kinderen het meest gebaat is met een rots in de branding, iemand op wie je steeds kunt terugvallen. De aanbeveling van Bruijn dat het boek een schoolvoorbeeld is en vooral moet worden gelezen en bestudeerd in opleidingen, wordt jammer genoeg niet hard gemaakt door de opzet en uitvoering van deze exercitie.
Het boek is ontstaan uit een persoonlijk initiatief van een zeer betrokken kinderrechter, maar het is jammer dat de casussen op min of meer toevallige gronden zijn geselecteerd. De analyse blijft bovendien te veel hangen in persoonlijke indrukken en anekdotes, terwijl de reflectie achteraf nogal willekeurig overkomt. Hierdoor blijven de buitengewone geschiedenissen te veel in de casuïstiek hangen en weet je ook niet hoe representatief ze zijn. Een meer wetenschappelijke aanpak bij het verzamelen en analyseren van de casussen zou bijvoorbeeld de aanbeveling van de Inspectie van de Gezondheidszorg dat de menselijke maat terug moet in de hulpverlening, veel steviger hebben onderbouwd. Maar het blijft een mooi afscheidscadeau.
Hans Werdmölder is als universitair hoofddocent werkzaam bij de Roosevelt Academy in Middelburg.
Loes de Fauwe, Een moeilijke jeugd. De zoektocht van Anita Leeser, kinderrechter, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, ISBN 978 90 351 3352 5, 2008, € 19,95.