De relatie tussen arbeidsmigratie en sociale cohesie is complexer en genuanceerder dan vaak wordt aangenomen. Dat blijkt uit een zogenoemde kennisnotitie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Volgens het wetenschappelijk instituut heeft diversiteit in wijken zowel positieve als negatieve effecten op de samenhang binnen buurten. In wijken met veel verloop en een diverse bevolking is de cohesie vaak lager. Tegelijkertijd kan diversiteit ook leiden tot meer contact tussen verschillende groepen, wat wederzijds begrip kan bevorderen.
Meer migranten, minder cohesie? Dat ligt genuanceerder
Migratie dempt de sociale cohesie, maar de effecten zijn meestal beperkt en een stijgend opleidingsniveau heft deze vermindering op

In de notitie onderzocht het SCP hoe arbeidsmigratie zich verhoudt tot verschillende aspecten van sociale cohesie. Het gaat daarbij onder meer om sociale participatie, zoals lidmaatschap van verenigingen, maar ook om sociaal vertrouwen, politieke participatie en vertrouwen in politiek en instituties.
Lange werkweken
In vergelijking met Nederlanders zonder migratieachtergrond, scoren met name Oost-Europese arbeidsmigranten gemiddeld lager op indicatoren van sociale cohesie. Denk aan sociaal vertrouwen en participatie in het verenigingsleven of de politiek. ‘Mogelijke oorzaken zijn het vaak tijdelijke verblijf in Nederland, lange werkweken en beperkte toegang tot stemrecht’, zo suggereert het SCP. Op het gebied van vertrouwen in instituties blijken arbeidsmigranten nauwelijks te verschillen van Nederlanders zonder migratieachtergrond.
Opheffen
Sociale cohesie wordt beïnvloed door meerdere factoren. ‘Migratie speelt daarin een rol, maar is niet de enige of bepalende factor’, constateert het SCP. Door de bank genomen dempt de komst van migranten de sociale cohesie, maar de variatie tussen buurten is groot en de effecten zijn meestal beperkt. Andere ontwikkelingen, zoals een stijgend opleidingsniveau, heffen deze vermindering in de sociale cohesie op.
Opleidingsniveau
Hoewel Nederlanders gemiddeld genomen positief staan tegenover mensen met een migratieachtergrond, zijn die gevoelens minder positief dan tegenover mensen zonder migratieachtergrond. Opvallend is dat de houding tegenover Oost-Europese EU-migranten en migranten uit Zuidoost-Azië minder positief is dan die tegenover migranten uit West-Europa, Noord-Amerika en Australië. Ook het opleidingsniveau blijkt van invloed: ‘mensen met een basis- of vmbo-opleiding denken het minst positief over migrantengroepen.’ Daarnaast maken zij zich vaker zorgen over migratie en pleiten zij vaker voor restrictiever beleid dan hbo- en wo-opgeleiden.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.