Het kabinet is voornemens de jeugdhulpplicht voor gemeenten scherper af te bakenen, zodat individuele jeugdhulp alleen wordt ingezet als dat echt noodzakelijk is. Hoogleraar Annemiek Harder vraagt zich af of een wetswijziging de oplossing is. ‘Je moet eigenlijk veel meer vertrouwen op de inschattingen van de professionals in het veld: de jeugdhulpverleners’, zegt ze. Tegelijkertijd vindt Harder wel dat diezelfde professionals kritisch moeten blijven. En gemeenten moeten scherper kijken naar de kwaliteit van het jeugdhulpaanbod.
Hoogleraar: kijk scherper naar kwaliteit jeugdhulpaanbod
Volgens Annemiek Harder moeten gemeenten beter weten welke hulp daadwerkelijk werkt en in welke omstandigheden

Het kabinet is voornemens de jeugdhulpplicht voor gemeenten scherper af te bakenen, zodat individuele jeugdhulp alleen wordt ingezet als dat echt noodzakelijk is. Niet alle problemen van jeugdigen of ouders vragen om jeugdzorg, is de gedachte. Daarbij wil de regering dat het lokaal duidelijker is wat minimaal door gemeenten aan voorzieningen beschikbaar moet zijn. Het wetsvoorstel over de reikwijdte zal naar verwachting rond de zomer in internetconsultatie gaan.
In deze serie gaat Binnenlands Bestuur dieper in op deze reikwijdte. In elke aflevering staat één expert centraal, aan wie de vraag wordt voorgelegd: wat moet er wél en wat moet er juist níet worden geregeld in dit wetsvoorstel? In deel vier: Annemiek Harder, bijzonder hoogleraar ‘Wetenschappelijk onderbouwde jeugdzorg en onderwijs’ aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Lees deel twee met Maaike van der Aar, landelijk bestuurder bij FNV Jeugdzorg
Lees deel drie met Jeroen Regtuijt, bestuurslid bij branchevereniging Jeugdzorg Nederland
Wettelijk vastleggen
Met het oog op de stijgende jeugdzorgkosten, snapt Harder wel dat het kabinet de reikwijdte van de Jeugdwet wil aanpassen. Maar ze vraagt zich af of dat de oplossing is. ‘Je moet eigenlijk veel meer vertrouwen op de inschattingen van de professionals in het veld: de jeugdhulpverleners’, zegt ze. ‘Zij kunnen op basis van goede diagnostiek bepalen of hulp nodig is, en bieden die dan ook. Zij zijn degenen die het beste weten wat een gezin of kind nodig heeft.’ Moet je dat wettelijk vastleggen? Daar heeft de hoogleraar haar twijfels bij.
Niet zonder risico
Tegelijkertijd vindt Harder wel dat diezelfde professionals kritisch moeten blijven: ‘Bij iedere casus zouden ze zich moeten afvragen: is formele jeugdhulp hier écht nodig? Of is er steun uit het eigen netwerk mogelijk? Sommige kinderen groeien over hun problemen heen. Dan is even niets doen soms beter dan meteen hulp inzetten. “Baat het niet, dan schaadt het niet”, wordt vaak gedacht. Maar dat is onjuist. Als je een kind formele hulp geeft, kan dat juist het idee bevestigen dat er iets mis is. Daar moeten hulpverleners zich bewust van zijn. Bij twijfel meteen doorverwijzen is niet zonder risico.’
Vinger aan de pols
Wat dat betreft kan de sector leren van de curatieve zorg, zegt Harder: ‘Huisartsen fungeren als poortwachters: ze houden een vinger aan de pols, maar verwijzen alleen door als het echt nodig is. Soms is het beste antwoord: twee weken wachten en dan opnieuw kijken. Die afweging zou in de jeugdzorg ook vaker gemaakt moeten worden.’
Kwetsbare gezinnen
Het valt de wetenschapper bovendien op dat jeugdzorg vooral wordt gebruikt door kinderen en gezinnen waar het relatief goed mee gaat. ‘Kwetsbare gezinnen – waar sprake is van huiselijk geweld, financiële problemen of verslaving – worden sinds de invoering van de Jeugdwet in 2015 niet beter bereikt. Terwijl de hulp juist voor hen bedoeld is.’ Zij pleit ervoor deze groep nadrukkelijker prioriteit te geven. ‘We hebben beperkte middelen en mensen. Dan is het essentieel dat jeugdhulp terechtkomt bij degenen die deze zorg het hardst nodig hebben. Dat betekent ook: begrenzen. Niet alle gezinnen kunnen of hoeven jeugdhulp te krijgen. Maar dat is iets wat gemeenten nu al kunnen doen.’
Aanbod
En Harder vindt dat gemeenten scherper moeten kijken naar de kwaliteit van het hulpaanbod zelf: ‘Jeugdhulpaanbieders hebben ruimte om te bepalen welke hulp ze bieden. Maar zij diagnosticeren en verwijzen vaak ook zelf door naar hun eigen aanbod. Dat is natuurlijk niet wenselijk. Er zou kritischer gekeken moeten worden naar de kwaliteit én noodzaak van de zorg die er wordt ingezet.’ Volgens de hoogleraar moeten gemeenten beter weten welke hulp daadwerkelijk werkt en in welke omstandigheden. ‘Alleen dan kunnen ze aanbieders en professionals stimuleren om bewezen effectieve hulp te bieden. Maar daarvoor heb je geen nieuwe wet nodig. Zeker niet een wet die gaat over de reikwijdte van de Jeugdwet.’
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Het probleem is dat we hier in feite te maken hebben met open end wetgeving. Op de indicering bij bepaalde onderdelen van de jeugdzorg en vooral ook de daarop regelmatig volgende additionele incideringen is over het algemeen bij de Gemeenten te weinig grip -vooral ook financieel- en wordt daarmee soms te lang doorgegaan (bijv. logopedie, vroegschoolse opvang e.d.). Het gevaar is dan dat het een verdienmodel wordt met hoge(re) kosten en te weinig productieve effecten.