Volgend jaar moet elke gemeente in Nederland een warmteprogramma hebben liggen, waarin staat welke woonwijken als eerste van het aardgas zullen gaan. ‘Wat denk je dat een gemiddelde ambtenaar of bestuurder doet met zoiets?’, vraagt Roel Woudstra, directeur van Stichting Buurkracht. Nou, die zal er wel buikpijn van hebben, oppert de dienstdoend journalist van Binnenlands Bestuur. ‘Ja, dat denk ik ook!’, reageert Woudstra. ‘Die heeft veel buikpijn.’
‘Het zit niet in het DNA om het mét bewoners te doen’
Volgens Buurkracht-directeur Roel Woudstra moeten gemeenten de warmtetransitie eerder vertragen dan versnellen.

Buurkracht is een spin-off van netbeheerder Enexis, die in 2019 op eigen benen kwam te staan. Kortgeleden hield de stichting voor de derde keer een enquête onder bewonersinitiatieven en gemeenten over de onderlinge samenwerking in de energietransitie. Van de eersten deden 200 mee aan het onderzoek, van de laatsten 100. De conclusie: het vertrouwen is vice versa niet groot, en gemeentes hebben voor die participatie ook weinig ambtelijke capaciteit.
Schrijnende plek
Enerzijds is het logisch dat Buurkracht met deze conclusie naar buiten komt. In opdracht van de verschillende overheidslagen helpt de stichting lokale bewoners in de benen te komen en hun stem te laten horen, in de vorm van bewonersinitiatieven en coöperaties. Het is niet in het belang van Buurkracht zichzelf overbodig te verklaren met een enquête die erop wijst dat alles zeer goed gaat. Anderzijds legt Roel Woudstra de vinger wel degelijk bij een schrijnende plek: het moeizame draagvlak bij de lokale energietransitie.
Wij zijn geen communicatiebureau voor de overheid
Roel Woudstra
Sinds jullie los staan van Enexis hebben jullie opdrachtgevers nodig, neem ik aan. Dat zijn vaak gemeenten?
Jazeker. Wie heeft belang bij gemeenschapskracht en bewonersparticipatie? Dat is het rijk, dat zijn de provincies en dat zijn vooral de gemeenten. Dus wij werken in opdracht van hen: daar waar zij iets willen bewerkstelligen en bewoners nodig hebben, maar waar ze eigenlijk niet meer de verbinding met de bewoners hebben of waar er veel wantrouwen is. Maar ook daar waar bewoners wel wat willen, maar niet goed weten hoe. Wij zijn de brug daartussen. In onze afspraken met overheden leggen we altijd goed vast dat als de bewoners iets willen, de overheid wel een klein beetje zijn beleid daar op aan moet passen. Dat kan niet altijd, maar is wel de insteek. Als het andersom is, dan worden wij in de praktijk een communicatiebureau voor de overheid. Dat zijn we niet.
Het is een medaille met twee kanten
Roel Woudstra
Overheden hebben het vaak genoeg over het belang van draagvlak en burgerparticipatie. Zeker ook als het gaat om de energietransitie. Is de negatieve uitkomst van jullie monitor in die zin niet een kritiek op de overheid?
Het is een medaille met twee kanten. Het gaat ten eerste om de overheidskant: dus het met de mond beleiden dat participatie heel belangrijk is, maar als puntje bij paaltje komt het lastig vinden dat goed te doen. Dat resultaat komt er duidelijk uit. Aan de andere kant gaat het om de bewoners: wacht niet op die uitgestoken hand van de gemeente, je moet zélf in actie komen. Daarnaast denken de koplopers onder de bewoners vaak alleen vanuit hún ideaal, maar niet aan: wat wil mijn buurtgenoot eigenlijk? Wil die ook de complete wereld verbeteren? Nou, de meesten willen dat niet. We zijn eigenlijk iets nieuws aan het leren. Dat klinkt een beetje gek, want participatie doen we in Nederland al honderden jaren. Toch komen wij uit een tijd waarin de overheid vooral vóór bewoners dacht, vanuit het verzorgingsstaatprincipe. Nu gaan we naar een periode waarin de overheid mét bewoners denkt. Dat vergt wel wat van het ambtelijk apparaat, in plaats van alleen maar ‘ja’ of ‘nee’ op een vergunningsaanvraag. Aan de andere kant gedraagt de bewoner zich soms als een consument naar de overheid, die maar moet leveren als een ‘bol.com’. Die twee ontwikkelingen botsen hier.
Het zit niet in het DNA van gemeenten om het mét bewoners te doen
Roel Woudstra
Ik neig vooral naar die overheidskant, omdat juist de overheid in de energietransitie veel veranderingen van de burger wenst. Wat zijn concrete hindernissen tussen het met de mond beleiden van burgerparticipatie en de praktijk ervan?
Het gaat om een aantal dingen. Eén daarvan is het gedachtegoed dat je vóór bewoners denkt en overtuigt bent dat subsidies tot de juiste handelingen leiden. Die beiden ideeën zijn niet van deze tijd, zeker niet als het te maken heeft met zaken die achter de voordeur plaatsvinden en burgers zelf wat minder belangrijk vinden. Als je mensen vraagt in Nederland: wil je verduurzamen?, dan zegt bijna iedereen ‘ja’. Maar de vraag is: hoe doe je dat dan? Nou, we weten één ding zeker: als de overheid bij je aanklopt en zegt: jij moét dit nu doen, ‘gij zult’, dan is de weerstand meteen georganiseerd. Daarom is het superbelangrijk dat je het mét elkaar doet, en dat de overheid dus weer bewonersgroepen weet te organiseren en betrekt als serieuze sparringpartners, in plaats van bewoners op het einde van het proces met een voldongen feit te confronteren. Zoals: “En nu moeten jullie van het aardgas af.” Nee, dat doe je in stapjes.In bestemmingsplannen hebben we al járen een waterparagraaf, waarin we analyseren wat het met het water doet als er ergens een ontwikkeling is. Zo moet er ook een goede paragraaf zijn die vastlegt: hoe organiseren we dit met de omgeving? Maar die is er gewoon nog niet. En die kennis moet zich nog ontwikkelen. Want er zijn wel veel ambtenaren die een informatiebijeenkomst kunnen organiseren, maar er zijn maar heel weinig ambtenaren binnen een gemeente die in staat zijn met bewoners een heel proces te doorlopen. Het zit niet in het DNA van gemeenten om het mét bewoners te doen.
Roel, het is een leuk idee, maar je hebt één probleem...
Roel Woudstra
Dit is een uiterst belangrijk vraagstuk als het gaat om het van het aardgas afhalen van woonwijken. Omdat de overheid dan achter de voordeur van burgers gaat ingrijpen.
Daarom zeg ik ook dat er een ‘opbouwwerker 2.0’ of een gebiedsmedewerker nodig is. Als een gemeente de verbinding met de samenleving weer heeft, als de gemeente weet wat er in een buurt, in een wijk, in een dorp speelt, kun je de mensen ook vragen: “Hé jongens, we hebben hier een onderwerp wat ter tafel komt. Wie in deze wijk zouden we bij elkaar moeten roepen om met elkaar hier iets over te zeggen?” Die vraag blijft bij de meeste gemeenten onbeantwoord. Er zijn er een paar die het kunnen, maar die hebben het al jaren in hun beleid verankerd. De gemeente Peel en Maas is zo’n mooi voorbeeld. Dit is onderdeel van hun systeem. Mijn eigen vader was jarenlang gemeenteambtenaar in Dokkum. Hij is degene die toen Buurkracht begon, zei: “Roel, het is een leuk idee, maar je hebt één probleem: zolang mijn generatie er zit, loop je tegen een muur op. Want mijn generatie is getraind om vóór bewoners te denken.” Nou, dat bleek verdorie ook nog waar te zijn. Maar het interessante wat hij ook vertelde was: vroeger was het normaal om als ambtenaar lid te zijn van allerlei lokale besturen. Sterker nog, je had er de tijd voor om dat te doen. Je kwam daardoor in verbinding met de samenleving. Dat zijn we kwijtgeraakt, in het kader van efficiëntie en effectiviteit. Nu moeten we dat opnieuw leren, we hebben de talenten nodig, en we moeten de organisatie er op inrichten. Want de gemeentelijke organisatie is ingericht in silo’s. Die silo’s zijn zo effectief mogelijk georganiseerd, zodat het ons zo weinig mogelijk geld kost. Maar dat betekent dat we niet met elkaar praten. Als wij met bewonersinitiatieven bij gemeenten aankloppen, moeten wij tot aan het directieniveau toe eerst overleggen: “Het kan zijn dat dit bewonersinitiatief iets wil wat bij een andere afdeling terecht gaat komen. Dan willen wij heel graag dat jullie dat ook met een positieve bril bekijken.” Zoiets moet eerst tot de directie komen voordat een gemeente meedoet! We hebben nog een lange weg te gaan.
Het is een oude gedachte dat je het met informeren voor elkaar krijgt
Roel Woudstra
Als er straks op grote schaal wijken worden aangewezen die op termijn op een warmtenet overgaan, hoe moet een gemeente zich dan opstellen tegenover zijn bewoners? Goede communicatie is logisch, maar is participatie meer dan dat?
Veel meer. Het is een oude gedachte dat je het met informeren voor elkaar krijgt. In de jaren 50 en 60, met de toen verzuilde maatschappij, was dat misschien makkelijker, maar dat lukt niet meer. Je hebt zoveel verschillende informatiebronnen en er is best wat wantrouwen. Je moet zélf de wijk in: wat leeft er in die wijk, en dat wat er leeft onderdeel van je keuze maken welke wijk je als eerste gaat aanpakken. De vraag is: waar zit de menselijke energie om iets te doen met dit onderwerp? Dat is dus wat anders dan: we gaan deze wijk bombarderen tot prioriteitswijk. Want als je dit doet, weet je één ding zeker: dan heb je de weerstand gemobiliseerd.
Slechte voorbeelden doen niet volgen
Roel Woudstra
Ik stel me voor dat een ambtenaar of het bestuur eerst kijkt waar de technische potentie voor een warmtenet het hoogst is. Dan ben je niet zozeer bezig met de mentale energie van de wijk.
Dat is de reden waarom wij gemeentes continu adviseren om eerst een analyse te doen: waar zit welke menselijke energie? Waar zitten mensen die iets met dit onderwerp hebben en ermee aan de slag willen? Dan krijg je goede voorbeelden, en goede voorbeelden doen volgen. Slechte voorbeelden doen niet volgen. Wat zijn we nu aan het creëren: allemaal slechte voorbeelden van trajecten waar de techniek de bovenhand heeft. We vergeten die menselijke kant.
Hoezo: slechte voorbeelden?
Nou, de warmtenetten die overal worden gerealiseerd, komen met heel veel moeite tot stand. En veel warmtenetten komen uiteindelijk misschien wel helemaal niet van de grond, omdat er bij bewoners veel weerstand op zit. Gesteld wordt dan:”Hier komt een warmtenet, want dat is het beste voor jullie.” Maar dan komt dat wantrouwen om de hoek kijken: “Ja, wie ben jij als gemeente om dat te zeggen?” Als je puur vanuit de techniek denkt, dan denk je als overheid vanuit ‘uitrollen en opschalen’. Die laatste termen horen mensen die het klimaatprobleem een warm hart toe dragen heel graag, want zij willen versnellen. Het moet nóg sneller. Maar wij zeggen: om dat te doen, moet je vertragen. Je moet investeren in het vertrouwen van bewoners.
Tegelijkertijd is er steeds die factor ‘haast’. De overheid zit met talloze deadlines en doelen die ‘nu’ al gehaald moeten worden.
Dit is de spagaat waarin wij zitten. En wij stellen: als je door blijft drukken op die urgentie, gaat het niet lukken.
Waarom niet?
Als je op de urgentie blijft drukken, is de verplichtingsknop de enige knop die nog overblijft om wat te doen. Nou, ga er maar aan staan. Ik geloof niet dat een politicus die voor vier jaar zit de verplichtingsknop gaat indrukken. Dus dan krijg je een impasse. Veel handiger is dat je nu begint met investeren in die gemeenschap, zodat je over een aantal jaren goede gesprekspartners hebt en een paar jaar daarna daadwerkelijk een keuze kunt maken. ‘Gemeenten hebben vaak bedrijfscontactfunctionarissen. Dat zijn ambtenaren die vanuit de gemeente met de bedrijven contact hebben. Waarom heb je bij gemeenten niet ook een gebiedsmedewerker in een bepaalde wijk, die alle onderwerpen die daar spelen bestiert. Diegene loopt dan niet driekwart of tachtig procent van zijn tijd in het gemeentehuis rondloopt, maar tachtig procent van zijn tijd in die wijk om die mensen te leren kennen. Maar wat gebeurt er? Er wordt geen capaciteit vrijgemaakt om in die wijk rond te lopen, maar wel om de interne afstemming naar de wijk toe te organiseren om de wijk goed te kunnen informeren. Dat moet andersom.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.