Het college van Rotterdam vermoedt dat ambtenaren van de Dienst Openbaar Onderwijs (DOO) tussen 2001 en 2007 strafbare feiten hebben gepleegd bij het toepassen van een kortingsregeling. Met die regeling was een bedrag van zeven ton gemoeid.
Aangifte tegen frauderende onderwijsambtenaren
Het vermoeden van corruptie is gerezen na onderzoeken naar DOO en BOOR, het in 2008 verzelfstandigde schoolbestuur van het openbaar…
Openbaar Ministerie
Burgemeester en wethouders praten met het Openbaar Ministerie over het doen van aangifte tegen een of meer personen die bij de regeling betrokken waren. Dat blijkt uit een brief vrijdag van het college aan de gemeenteraad.
Corruptieschandaal
Het vermoeden is gerezen na onderzoeken naar DOO en BOOR, het in 2008 verzelfstandigde schoolbestuur van het openbaar onderwijs in Rotterdam. BOOR kwam in opspraak door een corruptieschandaal. De mogelijk nieuwe zaak staat daar vooralsnog los van.
Ondoorzichtig
De 5%-regeling trad in 2001 in werking. B en W noemen de uitvoering in de brief aan de raad ,,ondoorzichtig’’. De afspraken met bepaalde aannemers en leveranciers werden mondeling gemaakt, bedrijven die niet aan de regeling wensten deel te nemen, kregen geen opdrachten.
Op rekening gestort
De regeling bestond eruit dat scholen van DOO voor verrichte werkzaamheden een rekening kregen met een opslag van vijf procent. Vervolgens werd die vijf procent door het bedrijf dat de opdracht had uitgevoerd op een rekening van DOO gestort. ,,Er was dus geen sprake van een kortingsregeling,’’ zegt het college nu. Binnen het stadsbestuur en het ambtelijk apparaat wist alleen de leiding van DOO van deze financiële constructie.
Inval
Wat er met dit geld is gebeurd, moet nader worden onderzocht. Volgens B en W zijn er geen aanwijzingen van zelfverrijking gevonden. Met de andere fraudezaak bij BOOR, waarvoor na een inval door justitie in juli vorig jaar verschillende mensen werden aangehouden, is evenmin verband aangetoond. Van één persoon staat vast dat hij bij beide zaken betrokken is. Deze A.R. is een van degenen tegen wie aangifte wordt overwogen.
