Het onvoldoende urgente betekenis geven aan vroege signalen in het begin van de coronacrisis en het onvoldoende optuigen van ad-hoc nieuwe (bestuurlijke) structuren hebben in de weg gestaan van een succesvolle crisisaanpak. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit Leiden in opdracht van het WODC en op verzoek van de NCTV naar de kwetsbaarheden in de aanpak van de coronacrisis.
Corona niet tijdig als crisis herkend
Het onvoldoende urgente betekenis geven aan vroege signalen in het begin van de coronacrisis en het onvoldoende optuigen van ad-hoc nieuwe…
Bijstellen dominante frame lastig
De onderzoekers hebben in kaart gebracht welke factoren succesvolle crisisbeheersing bevorderen en welke kwetsbaarheden er werden benoemd in evaluatierapporten van verschillende crises. Ook keken zij naar welke crises Nederland in de toekomst nog kan verwachten. De fase van herkenning van de coronacrisis bleek in het begin van de crisis problematisch. De ‘weak signals’, zoals verplaatsing van het virus van China naar Italië en de verspreiding met carnaval werden geïnterpreteerd met te weinig urgentie. Aziatische landen die bekend zijn met het SARS-virus kwamen bijvoorbeeld meteen in actie, maar veelal Europese landen leken zich te conformeren aan het ‘frame’ van griep. Het bijstellen van dit dominante frame blijkt erg lastig, aldus de onderzoekers.
Effectiviteit van de coördinatie onder druk
Vervolgens werden ad hoc nieuwe structuren opgezet voor coördinatie van ic-bedden, testcapaciteit, beschermingsmiddelen en geneesmiddelen, het Landelijk Operationeel Team Corona (LOT-C) werd opgericht en er kwam een nieuwe regionale bestuurlijke rol voor het Veiligheidsberaad. Dat bleek ingewikkeld, want mandaten zijn veelal nog niet meteen duidelijk, maar een gezamenlijke aanpak moest er wel komen. Door deze worsteling komt de effectiviteit van de coördinatie onder druk te staan en zijn onderlinge discussies rondom de mandaten en regie ontstaan, aldus de onderzoekers.
Elkaar tegensprekende bestuurders en experts
Belangrijke factor voor effectiviteit, zo blijkt uit evaluaties, is dat er binnen een groot en veelvormig netwerk van soms nieuwe, onbekende partners regie moet worden gevoerd op de organisatie van de aanpak. De onderzoekers valt het verder op dat de overheidscommunicatie ‘empathisch’ is, waar het aankomt op crisiscommunicatie. Tijdens de crisis komt er beter zicht op behoeften van burgers. Maar het feit dat ministers, burgemeesters en experts elkaar tegenspreken ondermijnt soms de maatregelen.
Crisiscommunicatie veelal reactief
Crisiscommunicatie op basis van een goed inzicht van de maatschappelijke dynamiek is een van de vier stadia die vaak als kwetsbaar worden beoordeeld, blijkt uit een analyse van evaluatierapporten van 25 rampen en crises. Andere stadia zijn: herkenning van (aard en omvang van) een crisis, tijdig op- en afschalen en het experimenteren met vormen van netwerksturing en ‘meaning-making’, het gebruiken van een frame om proactief de crisis te duiden. Meaning-making en crisiscommunicatie zijn cruciaal om een behoefte aan richting en begeleiding te bieden aan de maatschappij. De crisiscommunicatie is veelal reactief, blijkt uit evaluaties. Belangrijk voor goede crisiscommunicatie is: een helder verhaal met duidelijke handelingsperspectieven, waarbij oog is voor empathie en openhartigheid.
Gevolgen van klimaatverandering
Het is moeilijk om op basis van wereldwijde en Europese trends te komen tot een valide voorspelling van rampen en crises in Nederland. Het lijkt erop dat door de gevolgen van klimaatverandering de kans op verdroging, wateroverlast, hittestress, stormen, hoogwater en verlies van biodiversiteit toeneemt. Daarmee hangt bijvoorbeeld een vergrote kans op het optreden van grote natuurbranden samen. Toch zien de onderzoekers hierbij niet per se een grotere kans ontstaan, maar neemt eerder de ernst van individuele incidenten toe. Tot slot is in de categorie ‘man-made disasters’ een licht dalende trend waar te nemen, met als uitzondering de transportsector.