Advertentie
sociaal / Achtergrond

Saneren helpt schuldenaar het meest

De gemeentelijke schuldhulpverlening staat voor de keuze: schuldbemiddeling of saneringskrediet? Branchevereniging NVVK bepleit de laatste optie. Een landelijk garantiefonds moet aarzelende gemeenten over de streep trekken.

20 maart 2020
shutterstock-1489523057.jpg

Schuldbemiddeling veel minder effectief
Hans van der Meulen is ruim een jaar algemeen directeur van de Kredietbank Nederland. De bank verstrekt sociale kredieten voor meer dan honderdtwintig gemeenten door heel Nederland (‘van Achtkarspelen tot Zaanstad’). Van der Meulen ziet in zijn werk parallellen met de zorgwereld, waar hij tot voor kort werkzaam was: ‘De rode draad is kwetsbare mensen. Je helpt mensen die in de penarie zitten.’ Zijn belangrijkste les van het afgelopen jaar: schulden kunnen iedereen overkomen. Net als een ziekte. ‘Eerlijk is eerlijk, het had mij ook kunnen gebeuren.’

Net als de branchevereniging voor schuldhulpverleners NVVK is Van der Meulen voorstander van een Landelijk Garantiefonds Saneringskrediet. Dit fonds moet de inzet van het saneringskrediet in de gemeentelijke schuldhulpverlening stimuleren. Op dit moment wordt de schuldbemiddeling, een andere vorm van schuldhulp, nog vaker gebruikt (zie kader). Een groot voordeel van een saneringskrediet ten opzichte van schuldbemiddeling, vindt Van der Meulen, is dat de schuldeisers direct hun geld krijgen (van de kredietbank). De schuldenaar heeft nog maar één schuldeiser over (de kredietbank) in plaats van de gemiddeld veertien verschillende schuldeisers.

Toch werd vorig jaar, volgens NVVK-cijfers, schuldbemiddeling ruim 50 procent vaker ingezet dan saneringskrediet. Ondanks dat er een landelijk dekkend netwerk van kredietbanken bestaat, maakt driekwart van de gemeenten nu niet of nauwelijks gebruik van het saneringskrediet, stelde de NVVK in een petitie voor de oprichting van het garantiefonds. Welke gemeenten dat zijn, is de NVVK nog aan het onderzoeken.

Onbekendheid
Eén van de redenen is onbekendheid met het instrument, aldus Van der Meulen. Een andere reden is dat gemeenten het saneringskrediet te risicovol vinden. Als de schuldenaar het krediet onverhoopt niet terug kan betalen, is de gemeente het geld kwijt. Van der Meulen weet dat het saneringskrediet bij de Kredietbank Nederland in 97 procent van de gevallen wordt terugbetaald. Daarmee is het risico vrij klein. Een landelijk fonds om het resterende risico toch af te dekken, hoeft dus niet enorm groot te zijn.

De NVVK berekende dat een fonds ter waarde van 1 procent van de totale schuldenlast nodig is om saneringskredieten volledig risicoloos te maken. Dat komt neer op een bedrag van zo’n 30 miljoen euro. De NVVK stelt voor om publieke en private financiers aan te trekken om dit op te starten, maar wil naar een revolverend fonds toewerken, waarin voor elk saneringskrediet een bepaald bedrag wordt teruggestort.

De Kredietbank Nederland verleende in 2018 ruim achthonderd saneringskredieten aan mensen met problematische schulden: dik een tiende van de 7.700 kredieten die in dat jaar landelijk werden verleend. Schuldenaren worden doorgaans door de gemeente naar hen doorverwezen. Een medewerker van de Kredietbank Nederland legt uit dat de keuze tussen schuldbemiddeling en een saneringskrediet vooral afhangt van het verwachte inkomen van de schuldenaar. ‘Als je verwacht dat het inkomen gedurende het traject gaat stijgen, dan doe je de schuldeisers tekort met een krediet.’ Want in het geval van schuldbemiddeling gaat al het inkomen bovenop het.zogenaamde vrij te laten bedrag naar de schuldeisers. Als het inkomen stijgt, wordt er dus meer afgelost. Vandaar dat schuldeisers bij jongeren, die bijna klaar zijn met studeren bijvoorbeeld, nog wel eens schuldbemiddeling afdwingen. En als het inkomen naar verwachting gaat dalen, dan is een saneringskrediet voor de kredietbank weer te risicovol.

Bij een stabiel inkomen, ten slotte, heeft het saneringskrediet de voorkeur: het verlaagt de stress bij de schuldenaar, de schuldeisers krijgen meteen hun geld en de administratieve kosten zijn lager. Sterker nog, de feitelijke inkomensstijging weegt volgens onderzoekdoor adviseur Martijn Schut ‘vrijwel nooit’ op tegen de kosten van schuldbemiddeling. Of, zoals een andere medewerker van Kredietbank Nederland het verwoordt: ‘Schuldbemiddeling is eigenlijk een heleboel werk om een klein beetje geld uit te persen.’

Prikkel
Schuldeisers zien dan ook steeds vaker het nut van een saneringskrediet in. Grote schuldeisers als energieleverancier Vattenfall en zorgverzekeraar Menzis hebben de NVVK-petitie al getekend. Ook de Nederlandse Vereniging van gecertificeerde Incasso-ondernemingen (NVI), de Koninklijke Bond voor Gerechtsdeurwaarders (KBvG) en Intrum, het grootste incassobedrijf ter wereld, zetten hun handtekening.

Directeur Hans van der Meulen ziet nog een voordeel: het saneringskrediet geeft mensen meer prikkels om hun leven op te pakken: ‘Als die schuldeisers drie jaar lang in je nek zitten te hijgen, wat is dan je motivatie om te gaan werken en meer te verdienen?’ Divosa (de vereniging voor gemeentelijke directeuren in het sociaal domein) becijferde bovendien dat het saneringskrediet effectiever is: 75 procent van de uitstromers bij een schuldbemiddeling is aan het einde schuldenvrij tegenover 93 procent bij het saneringskrediet.

Toch wordt volgens cijfers van de NVVK de schuldbemiddeling nog steeds ruim anderhalf keer zo vaak ingezet als het saneringskrediet. Bij de Kredietbank Nederland ligt de ratio anders, daar werd in 2018 dubbel zo vaak gekozen voor schuldsanering dan voor schuldbemiddeling. De Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam werkt zelfs alleen nog maar met saneringskredieten.

Het saneringskrediet heeft dus voordelen ten opzichte van andere instrumenten, maar volgens Marco Florijn, voorzitter van de NVVK, kan het nog beter. ‘Het is nu zo ouderwets. We zeggen: bemiddelen of krediet, het ziet er zo uit en dat product moet je afnemen. Dat moet anders omdat maatwerk motiveert.’ Florijn stelt voor om de vorm variabel te maken. Nu duurt het afbetalen van het krediet altijd drie jaar, maar dat zou ook langer (met een lager aflosbedrag) of korter (om eerder klaar te zijn) moeten kunnen. Of met elk jaar een paar maanden aflossingspauze bijvoorbeeld. ‘Als wij er een toffer product van maken wordt het toegankelijker, en dan kloppen mensen eerder bij ons aan.’.

Calvinistische inslag
Schuldeisers gaan steeds vaker mee met een saneringskrediet, maar hebben ook bezwaren. Soms zijn die niet economisch maar moreel van aard. Sommige gemeenten vinden een saneringskrediet een ‘te makkelijke uitweg’, bleek uit onderzoek van adviesbureau KWINK Groep. Daarmee zouden schuldenaren niet voldoende ‘leren anders te budgetteren’. Daar staat tegenover dat er bij een saneringskrediet wel degelijk voorwaarden gesteld worden aan de schuldenaar. Bovendien zijn er ook in dat geval instrumenten vanuit de gemeentelijke schuldhulpverlening om mensen te trainen in financiële zelfredzaamheid en nazorg te bieden waardoor recidive wordt voorkomen. Ook een enkele schuldeiser geeft aan een minnelijke regeling te ‘makkelijk’ te vinden en liever op de strengere Wsnp aan te sturen – zelfs als dat betekent dat een kleiner deel van de vordering betaald kan worden.

Hans van der Meulen herkent die ‘calvinistische inslag’ (‘Schuldenaren mogen wel even op de blaren zitten’), hoewel hij daarin wel een kentering ziet. ‘Er wordt ook steeds meer gedacht: hoe helpen we de klant doelmatig?’ Een schuldregelaar van de Kredietbank Nederland merkt op dat de overheid, naast banken, één van de meest starre schuldeisers kan zijn, vooral als er sprake lijkt te zijn van ‘kwade trouw’. Wie bijvoorbeeld niet aan de inlichtingenplicht van de sociale dienst voldoet, krijgt geen akkoord op een finale kwijting. ‘Banken halen wat er te halen valt, maar bij de overheid spelen er ook morele principes. Schulden maken, daar vinden ze nog wel eens wat van.’

Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, VVD) heeft al laten weten dat ze ook de voordelen van het saneringskrediet inziet, maar is nog niet overtuigd dat financiële risico’s de grootste drempel vormen: ‘De vraag is of het ook nog binnen de bestaande mogelijkheden kan worden opgelost.’ Ze heeft toegezegd in gesprek te gaan met onder andere de NVVK om uit te zoeken of een landelijk garantiefonds inderdaad wenselijk is.

Twee onderzoeken die tot nu toe uitgevoerd zijn (door KWINK Groep en door Schut), wijzen er voorlopig op dat het niet zozeer de daadwerkelijke financiële risico’s zijn die gemeenten ervan weerhouden het saneringskrediet vaker in te zetten, als wel de onbekendheid van die risico’s. Gebrekkige kennis over de voor- en nadelen van het instrument, en daarnaast morele argumenten, spelen ook een rol. Het informeren van gemeenten zou in dat opzicht al voldoende kunnen zijn.


Saneringskrediet versus schuldbemiddeling
Bij schuldbemiddeling spaart de schuldenaar drie jaar lang bij de kredietbank een bedrag bij elkaar dat aan het einde van elk jaar wordt verdeeld over de schuldeisers. Elk jaar wordt opnieuw berekend hoeveel de schuldenaar kan missen. Bij een saneringskrediet koopt de kredietbank de schulden in één keer af door middel van een lening die de schuldenaar, weer in drie jaar, aan de kredietbank terug moet betalen. Als de schuldeisers met geen van beide regelingen akkoord gaan, is een dwangakkoord via de rechtbank een mogelijkheid om alsnog een minnelijke regeling af te dwingen. Als ook dat niet lukt, is de Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen) het laatste redmiddel. Als de rechter hier toestemming voor geeft, krijgt de schuldenaar een bewindvoerder toegewezen die erop toeziet dat gedurende drie jaar zo veel mogelijk schulden worden afbetaald. Na drie jaar worden alle schulden wettelijk kwijtgescholden.


Steeds meer saneringskrediet
Hoewel sommige gemeenten nog helemaal niet met het saneringskrediet werken, is er ook een aantal dat juist sterk inzet op dit instrument. De Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam, bijvoorbeeld, gebruikt de schuldbemiddeling alleen nog maar bij hoge uitzondering, wanneer het inkomen van een debiteur ‘aantoonbaar’ en ‘ingrijpend’ zal veranderen binnen drie jaar. Dat gebeurt in de praktijk in maximaal 1 procent van alle gevallen.

De kredietbank noemt bekende redenen: het biedt de burger meer perspectief om te werken aan een schuldenvrije toekomst. Maar ook schuldeisers ‘juichen het saneringskrediet toe’, laat de kredietbank weten. Dit omdat de ervaring leert dat schuldbemiddeling in de praktijk helemaal niet (veel) meer oplevert: ‘Door de armoedeval leiden inkomstenverbeteringen vaak sneller tot lagere dan tot hogere aflossingsruimte.’ De Gemeentelijke Kredietbank Rotterdam werkt sinds halverwege 2019 volgens het mantra ‘saneringskrediet, tenzij…’. Ook de Kredietbank Limburg stapte per 1 oktober 2019 over op beleid waarbij zoveel mogelijk op het saneringskrediet wordt ingezet. De enige uitzondering is wanneer ‘echte inkomensverbetering’ binnen één jaar wordt verwacht.

Uit data verzameld bij de leden van de NVVK blijkt dat het aandeel saneringskredieten ten opzichte van schuldbemiddeling de afgelopen jaren langzaam toeneemt. Wel zijn er geografische verschillen. In de vier grote steden bestaan de schuldregelingen voor ongeveer twee derde uit saneringskredieten en voor één derde uit schuldbemiddeling. Maar bij de landelijke cijfers is die verhouding precies andersom.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie