Weeffouten
De VNG, DIVOSA, de FNV en FNV JONG en de Federatie Opvang vinden dat de nieuwe wet geen enkele meerwaarde heeft ten opzichte van de huidige Wet werk en bijstand (Wwb). Bovendien zouden er nogal wat juridische knelpunten en ‘weeffouten’ in de uitvoering van de wet zitten. Ook wijzen de partijen erop dat invoering op zo’n korte termijn onmogelijk is voor de gemeenten. De nieuwe regeling heeft namelijk grote administratieve gevolgen en de gemeenten zijn hier nog lang niet klaar voor, aldus de VNG.
VNG trekt met partijen op tegen jongerenwet
De Vereniging Nederlandse Gemeenten heeft samen met belangenorganisaties als Divosa en het FNV een brandbrief gestuurd aan de Eerste Kamer.…
Geen uitkering meer
Een groot verschil tussen de Wwb en de nieuwe WIJ is dat jongeren voortaan recht krijgen op een werkleeraanbod in plaats van bijstand. Gemeenten zijn dan dus verplicht om voor jongeren werk of scholing te regelen. Maar critici zijn bang dat veel jongeren afgeschrikt worden door het vooruitzicht dat ze elk aanbod van de gemeente moeten accepteren, en dat grote groepen zich mogelijk helemaal niet meer melden en uit beeld van de instanties verdwijnen. Ook de Raad van State wees hier eerder al op in een zeer kritisch rapport over de wet.
Minder geld gemeente
Ook gaat de nieuwe wet financiële consequenties hebben voor de gemeenten. Omdat ze jongeren onder 27 jaar geen uitkering meer hoeven te geven, stelt het kabinet minder geld beschikbaar voor het bijstandsgedeelte. Maar gemeenten moeten de bijstand van een werkeloze jongere tijdens een overbruggingsperiode naar bijvoorbeeld een opleiding wel gewoon bekostigen.
Aanpassen Wwb
De VNG wil dat de huidige Wwb blijft bestaan en desnoods aangescherpt wordt. De partijen schrijven dan ook in hun brief: ‘Wij onderschrijven de wens jongeren een sluitende aanpak te bieden. (...) Dat doel moet echter niet via een nieuw wetsvoorstel worden bereikt, integendeel, de sluitende aanpak en een leer werk recht/ plicht kan ook worden bereikt door de WWB waar nodig aan te passen,’ aldus de brief aan de Eerste Kamer. Die laatste buigt zich op 29 juni over het wetsvoorstel.
