Ahmed Aboutaleb
Voorlichting over drugsrunners in Rotterdam
De Marokkaanse gemeenschap in Rotterdam verwerpt de drugsactiviteiten van jonge drugsrunners uit hun gemeenschap. Een serie…
Dat zei Jhamal Farissi namens acht Marokkaanse organisaties in Delfshaven in een reactie op de oproep van de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb. De Maastrichtse burgemeester Onno Hoes was gisteren bij zijn collega om daar onder meer de problemen met drugsrunners uit Rotterdam te bespreken. Deze jongens gaan naar Maastricht om aan de grens mensen op agressieve wijze mensen naar drugspanden te brengen.
Verantwoordelijkheid
Aboutaleb sprak in ferme bewoordingen over de verantwoordelijkheid die de Marokkaanse gemeenschap niet neemt maar wel moet nemen. Hij kreeg daar eerder veel lof over toen hij na de moord op Theo van Gogh in scherpe bewoordingen de Marokkaanse gemeenschap aansprak op haar verantwoordelijkheid. Deze keer zei hij: ,,De gemeenschap heeft het gif zelf gezaaid, dan moet die nu ook maar voor het tegengif zorgen.’’
Negativiteit
Farissi erkent dat de gemeenschap last heeft van drugsrunners omdat het fenomeen zijn uitstraling heeft op de goedwillende Marokkanen. ,,Het zorgt voor negativiteit, terwijl er juist zo veel positiefs gebeurt’’, aldus Farissi, die ook bestuurslid is bij de Samenwerkende Marokkaanse Organisaties Rijnmond (SMOR). Bijna 30 Marokkaanse organisaties in Rotterdam gaan met behulp van de gemeente een voorlichtingscampagne opzetten. ,,Ouders zijn zich vaak niet bewust van de consequenties als hun kinderen in drugs handelen. Daar willen we ze op wijzen. Ouders moeten zich meer afvragen wat hun kind op straat uitspookt.’’
Vermoeden
'Verdachte Marokkanen' op straat aanspreken in hun vaak dure auto’s, ligt volgens Farissi moeilijk in de gemeenschap. ,,Je kunt hoogstens vermoeden dat ze crimineel zijn.’’ Volgens Aboutaleb weet de gemeenschap wel degelijk om welke jongens het gaat. En die moeten hard worden aangesproken op hun activiteiten, vindt hij.
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
In het dorp waar ik woon, iets ten zuiden van Maastricht, weet iedereen wie de straten afschuimt, in auto's kijkt of er iets te pikken valt, aan deuren van huizen voelt of die wellicht niet afgesloten zijn, fietsen pikt en zaken vernield. Niemand spreekt de jongens aan. Schoolgaande jeugd, (nog) geen grote criminelen. Een dorp met een ijzersterke sociale structuur waar iedereen iedereen kent en groet. Niemand spreekt de jongens aan, ik ook niet.
Ik zie een Marokkaanse moeder haar zoon al aanspreken op zijn gedrag. Die zoon zit veel hoger in de pikorde en hoeft niet naar zijn moeder te luistern. Een klap kan ze krijgen. Wordt toch niet bestraft door zijn vader, alleen aangemoedigd. (Geldt natuurlijk niet voor alle Marokkanen, maar speelt wel mee).