Vijf burgemeesters voldoen niet aan de wettelijke verhuisplicht om binnen twaalf maanden na hun benoeming in hun standplaats te wonen, zo bleek vorige week uit onderzoek van Binnenlands Bestuur. ‘Op het niet voldoen aan dit woonplaatsvereiste staat geen sanctie. Het is aan de raad hierop toe te zien’, zo heeft minister van Binnenlandse Zaken Guusje ter Horst (PvdA) deze week de Tweede Kamer laten weten. Het Haagse departement kiest bij de uitvoering van de verhuisplicht voor een passieve, terughoudende rol, zo blijkt uit de brief van de minister.
Gemeenteraad gaat over verhuisplicht
Het lot van een burgemeester die niet binnen twaalf maanden aan zijn verhuisplicht voldoet, ligt in handen van de gemeenteraad. De wet kent…
‘De beoordeling welke voorziening in het individuele geval het meest gewenst en passend is, is primair de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad. Mijn ministerie geeft desgevraagd vanuit de expertiserol de wettelijke mogelijkheden aan. Mijn verantwoordelijkheid betreft in de eerste plaats het scheppen van een toereikend rechtspositioneel kader.’ Hoe dat kader eruitziet, kan Ter Horst nog niet zeggen. Zij wil eerst via de provincies nader onderzoeken waarom burgemeesters in toenemende mate problemen hebben met het uitvoeren van de wettelijke verhuisplicht.
Het idee van de Noord-Hollandse commissaris Borghouts voor een woonfonds spreekt Ter Horst minder aan. Met een woonfonds zou een gemeente een huis kunnen kopen voor een nieuwe burgemeester om te voorkomen dat die door dubbele woonlasten in de financiële problemen komt. Ter Horst wil verder kijken of de bestaande rechtspositionele regelingen - zoals het vergoeden van vier maanden maximaal 272 euro dubbele woonlasten en een tijdelijke pensionvergoeding - nog bij de tijd zijn.
