In de cliëntgebonden beroepen besteden werknemers in de jeugdzorg met 38 procent de meeste tijd aan administratie. Dat blijkt uit recente cijfers van de werknemersenquête, die het Centraal Bureau voor de Statistiek uitvoert voor het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn. De sector ziet dat de administratieve druk onder meer wordt veroorzaakt door gemeenten.
Administratieve druk in jeugdzorg het hoogst
De administratieve belasting is de afgelopen vijf jaar nauwelijks afgenomen
Weinig verandering
De administratieve belasting is de afgelopen vijf jaar nauwelijks afgenomen. In het tweede kwartaal van 2021 lag het gemiddelde in zorg en welzijn op 30 procent van de werktijd, een niveau dat sindsdien vrijwel gelijk is gebleven. Ook de tijd die werknemers daadwerkelijk aan zorg besteden toont weinig verandering. Ondertussen ervaart ruim 44 procent van de medewerkers in cliëntgebonden functies een hoge of zeer hoge werkdruk. Bij werknemers die meer dan gemiddeld administreren loopt dat op tot 50 procent.
Bevestiging
In de jeugdzorg gaat van alle cliëntgebonden beroepen veruit de meeste werktijd op aan administratie, zoals verslaglegging en registratie. Volgens Maaike van der Aar, bestuurder bij FNV Jeugdzorg, bevestigen de cijfers wat de vakbond al langer aankaart. FNV becijferde vorig jaar dat jeugdzorgmedewerkers door de grote hoeveelheid administratie en randzaken gemiddeld nog maar 19 minuten per week overhouden om aan een cliënt te besteden. Dat is exclusief reistijd. ‘Zo weinig tijd kunnen besteden aan kinderen, betekent dat medewerkers structureel overwerken’, aldus Van der Aar. Dat draagt ook bij aan de oplopende wachtlijsten, meent de vakbondsvrouw.
Circus
Branchevereniging Jeugdzorg Nederland ziet dat de administratieve druk onder meer wordt veroorzaakt door de manier waarop gemeenten sturen op de uitvoering van hulp. Gemeenten zouden te veel op details focussen, bijvoorbeeld door steeds kortdurende jeugdhulptrajecten toe te staan. ‘Als een kind of gezin dan nog behoefte heeft aan meer hulp, maar het traject waarvoor de gemeente toestemming heeft gegeven is afgelopen, moet de hulpverlener het hele administratieve circus opnieuw doorlopen’, legt woordvoerder Wouter van der Galiën uit. Volgens hem leent jeugdzorg zich slecht voor zulke gedetailleerde verantwoording en financiering.
Wantrouwen
Het gebrek aan vertrouwen compliceert het werk verder. ‘Als dat vertrouwen er niet is, moeten hulpverleners telkens opnieuw in overleg met gemeenten om uit te leggen waarom meer tijd of flexibiliteit nodig is’, zegt Van der Galiën. ‘Gemeenten vragen dan vaak opnieuw om uitgebreide informatie over wat er al aan hulpverlening is gedaan en waarom er nu nog meer nodig is. Dit leidt tot lange discussies tussen gemeenten en hulpverleners, waarbij gemeenten soms van mening zijn dat extra hulp niet nodig is. Uiteindelijk wordt de hulp meestal toch toegewezen, maar het proces kost veel tijd en veroorzaakt frustratie.’
Daarnaast verschillen de administratieve processen sterk per gemeente en vragen sommige gemeenten meer informatie dan nodig, stelt de woordvoerder. ‘Dit leidt tot discussies over wat wel en niet gedeeld mag worden, wat veel tijd kost. Vooral gemeenten die sterk sturen en weinig vertrouwen tonen, vragen om gedetailleerde informatie.’
Financieel verantwoordelijk
Een voor de jeugdzorgaanbieders extra bron van administratieve druk is het woonplaatsbeginsel, dat bepaalt dat de gemeente waar het kind staat ingeschreven de jeugdhulp moet betalen. Gemeenten zouden in theorie zelf moeten uitzoeken of zij financieel verantwoordelijk zijn, en zo niet, welke gemeente dat wel is. ‘In de praktijk gebeurt dit vaak niet, waardoor hulpverleners van het kastje naar de muur worden gestuurd’, zegt Van der Galiën. Het uitzoeken kost volgens de brancheorganisatie veel tijd en blijkt regelmatig achteraf verkeerd toegepast.

Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.