Architectuur Lokaal heeft 76 wethouders Ruimtelijke Ordening bevraagd over hun ervaringen in de afgelopen 4 jaar en hun verwachtingen voor de toekomst. Het is de derde keer dat Architectuur Lokaal een dergelijk onderzoek houdt aan het eind van een raadsperiode. De resultaten van de door TNS Nipo uitgevoerde enquête werden deze week gepresenteerd.
Woningbouw bepaalt kwaliteit ruimte
Bij het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit moet volgens wethouders vooral worden gekeken naar woningbouw. Het enthousiasme over…
Als het gaat om ruimtelijke kwaliteit, zagen de wethouders 4 jaar geleden de inrichting van het buitengebied als belangrijkste opgave voor de toekomst. Dit heeft nu plaats gemaakt voor woningbouw, dat door bijna driekwart van de respondenten wordt genoemd. De populariteit van projectontwikkeling is afgenomen, maar dit is volgens de onderzoekers ‘niet significant’. Als gemeenten zelf opdrachtgever zijn, zeggen de wethouders te streven naar kwaliteit. ‘In de praktijk blijkt dit vooral de financieel-economische aspecten van de opgave te betreffen en niet de ontwerpkwaliteit’, concludeert Architectuur Lokaal.
Gemeenteraden discussiëren gemiddeld vier keer per jaar over archirectuurbeleid en ruimtelijke kwaliteit. Bestuurders geven aan dat zij zelf steeds minder directe betrokkenheid hebben bij ruimtelijke projecten. In de praktijk richt de wethouder zich hoofdzakelijk of het smeden van coalities en het creëren van draagvlak. Het vernieuwde welstandsbeleid wordt positief beoordeeld. Dit heeft geleid tot meer transparantie en betere bouwaanvragen, geven de wethouders aan.
Drie op de vier wethouders zijn het eens met de stelling dat ‘verrommeling’ moet worden tegengegaan. Een meerderheid van de gemeenbestuurders onderschrijft het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. 4 jaar geleden stond een grote groep hier nog neutraal tegenover. Een groeiende groep wethouders vindt vooral dat gemeenten zoveel mogelijk zelf moeten kunnen bepalen.
Decentralisatie zou het beleid dichter bij de burger brengen. Hierbij wordt wel aangetekend dat het Rijk geen taken naar decentrale overheden zou moeten delegeren zonder extra geld beschikbaar te stellen.
