Openbare aanbestedingen van bouw- en ontwikkelopdrachten zijn in Nederland ontaard in ingewikkelde administratieve procedures. Niet zelden lopen ze uit op een juridisch conflict. De kwaliteit van ruimtelijke plannen raakt daardoor steeds verder op de achtergrond. Daarover lijken alle deelnemers - van projectontwikkelaars en architecten tot gemeenten en de door hen ingehuuurde procesmanagers - het in Amersfoort wel eens.
Architecten verdrinken in de procedures
Een brede regiegroep moet de openbare aanbesteding van bouwprojecten vereenvoudigen. Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol kondigde dit…
Architecten zijn massaal op het congres afgekomen. Veel van hen voelen zich uitgesloten bij openbare aanbestedingen. De voorzitter van hun beroepsvereniging BNA, Jeroen van Schooten, meldt dat tachtig procent van zijn leden, na talloze vergeefse pogingen, niet eens meer offreert op publieke gebouwen. ‘Opdrachtgevers, u spreekt de branche niet meer aan. Het gaat weliswaar slechts om zes procent van de opdrachten, maar het zijn wel de mooiste.’
Onredelijke eisen
Onderzoek van adviesbureau OTB, in opdracht van het Atelier Rijksbouwmeester, wijst inderdaad uit dat architectenbureaus met minder dan veertig personeelsleden zelden meer een opdracht voor een bibliotheek, school of gemeentehuis in de wacht slepen. Vijfennegentig procent van de publieke bouwopdrachten ging dit jaar naar de grootste bureaus. Bovendien stagneert het aantal gunningen. Op ruim honderd aangekondigde schoolgebouwen zijn dit jaar bijvoorbeeld nog maar veertig gunningen verleend.
De opdrachtvoorwaarden zijn vaak onredelijk en irreëel, vinden architecten en projectontwikkelaars. Het OTB-onderzoek lijkt dit te bevestigen. De omzeteisen die gemeenten aan architectenbureaus stellen, zijn vrij willekeurig, blijkt uit OTBberekeningen. De referentie-eisen zijn soms extreem: voor een brede school moest de inschrijvende architect in de afgelopen vijf jaar drie soortgelijke gebouwen op zijn naam hebben gezet.
Peter Noordanus, voorzitter van ontwikkelaarskoepel Neprom, stelt dat gemeenten de specificaties voor grote projecten van tevoren bovendien zó dichttimmeren, dat een creatieve invulling en een reële offerte onmogelijk worden. Hij doelt daarbij niet alleen op prijslimieten, waardoor bijvoorbeeld de aanbesteding van een mega-opdracht als het kernwinkelgebied Leidsche Rijn slechts één betaalbare inschrijving opleverde, maar ook op uitvoeringsvoorwaarden.
‘Bij gebiedsontwikkeling en infrastructuur gaat het over termijnen van minstens tien, vijftien jaar. De regelgeving is voortdurend in beweging. Fijnstofproblematiek of veiligheidseisen moet je pas later, in concurrentie, oplossen met de wetten en de stand van de techniek van dat moment. Als we dat bij de HSL hadden gedaan, lagen er nu geen tientallen kilometers spoor te roesten.’
Lukraak
De architecten missen bij de overheid vooral deskundig opdrachtgeverschap. Zij moeten ellenlange vragenlijsten invullen die niets met de ontwerpopgave te maken hebben, of ze moeten lukraak een maquette of een schets indienen zonder vooraf de opdrachtgever te kunnen spreken. Slechts incidenteel worden gegadigden vóór de offertefase uitgenodigd om de bouwlocatie met de eindgebruiker of een stadsarchitect te bezichtigen en de opgave door te spreken.
De overheid is op het Amersfoortse congres onder meer vertegenwoordigd met een dertigtal wethouders en een vijftigtal juristen, projectleiders en inkopers van grote en kleinere gemeenten. Ook hogere overheden en adviesbureaus die gemeenten bij bouwopdrachten terzijde staan, zijn met enkele tientallen personen vertegenwoordigd. Maar de partijen aan de aanbestedingskant houden zich, op een enkeling na, opvallend stil. Wel is er een weerwoord van Roelof Bleker, voorzitter van de VNG-commissie Ruimte en Wonen en wethouder in Enschede. Hij voert aan dat gemeenten beducht zijn voor aanbestedingsfouten en voor tegenvallers van miljoenen euro’s. ‘Bovendien hebben ontwikkelaars vaak al grondposities ingenomen, en zijn ze snel met juridische dreigementen. En hun juristen zijn vaak beter dan de onze, zodat de meerkosten uiteindelijk tóch weer onze kant opkomen.’
Rijksbouwmeester Van der Pol concludeert in Amersfoort dat alle partijen gebaat zijn bij eenvoudiger procedures. Zij vindt dat publieke opdrachtgevers zich nu vaak nodeloos uitvoerig indekken tegen risico’s. ‘U hoeft van de wet geen omzet- of referentie- eisen te stellen, en u hoeft niet bang te zijn voor tweehonderd inschrijvingen. Met een deskundige jury vist u er snel de vijf beste uit.’
Meldpunt
De Rijksbouwmeester wil zich met een ‘regiegroep’, waarin alle betrokken partijen zitting krijgen, buigen over de uitkomsten van het OTB-onderzoek. De regiegroep gaat een ‘regelgeving light’ uitwerken voor Europese aanbestedingen. Al in januari wil Van der Pol de voorstellen voorleggen aan het kabinet. Intussen is de beroepsvereniging BNA in gesprek met de mededingingsautoriteit NMA en het ministerie van EZ.
‘Wij willen, als leverancier van intellectuele dienstverlening, van de 2A-lijst naar de 2B-lijst (het zogenoemde beperkte regime, red.) voor Europese aanbestedingen’, meldt Van Schooten. Ook komt er per 1 januari een BNA-meldpunt voor problematische aanbestedingen. In het voorjaar van 2009 brengt de BNA bovendien een ‘werkmap’ uit voor opdrachtgevers, die moet bijdragen aan een meer professionele aanbesteding. ‘Met een executive summary voor wethouders.’
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
In bovenstaand artikel staat deze zin: "Bovendien stagneert het aantal gunningen. Op ruim honderd aangekondigde schoolgebouwen zijn dit jaar bijvoorbeeld nog maar veertig gunningen verleend."
Dit is niet door het onderzoek aangetoond.
Er is in het onderzoek een onderscheid gemaakt tussen aankondigingen van opdrachten en welke ingangseisen daar aan architecten worden gesteld.
Daarnaast is gekeken naar het aantal gepubliceerde gunningen, want dat zegt iets over de aard (aantal medewerkers, bekend/onbekend bureau) van de bureaus die gunningen in de wacht slepen.
Dit zijn twee verschillende invalshoeken, die apart van elkaar door OTB zijn onderzocht.
De stagnatie in het aantal gunningen van scholen, zoals in bovenstaand stuk wordt gesuggereerd, is niet in het onderzoek door OTB geconstateerd.
Bovendien zijn de genoemde aantallen onjuist. Het volledige onderzoek komt binnenkort beschikbaar.