Afgelopen zomer nam de Tweede Kamer de Wet collectieve warmte aan met tweederde van de stemmen. Op basis van de partijen die toen voor waren, krijgt de wet in de Eerste Kamer een nog grotere meerderheid achter zich: 55 van de 75 senatoren. Alsnog is deze tweede belangrijke warmtewet geen hamerstuk.
Eerste Kamer maakt van warmtewet geen hamerstuk
Klimaatminister Hermans beantwoordt barrage aan schriftelijke vragen.

De senatoren behandelen dit ingrijpende wetsvoorstel, dat de basis wordt voor de grootscheepse warmtetransitie in de bebouwde omgeving, zorgvuldig. De afgelopen periode werden er een technische briefing en deskundigenbijeenkomst gehouden. Eind september dienden de meeste partijen, met de PVV als grote uitzondering omdat deze partij per definitie tegen warmtenetten is, een barrage aan schriftelijke vragen in aan demisionair klimaatminister Sophie Hermans.
Haar ministerie heeft die vragen op verzoek binnen een maand behandeld. Begin november volgt een tweede vragenronde.
Zo snel mogelijk
De verwachting is dat de Eerste Kamer dit jaar de wet aanneemt. Dat willen belanghebbenden bijzonder graag, zo heeft een coalitie van VNG, IPO, Aedes, Bouwend Nederland, Energie Beheer Nederland, Energie Samen, Netbeheer Nederland en Vereniging Eigen Huis aan de senatoren laten weten. ‘De ondertekenaars onderschrijven allen de noodzaak van deze wet’, stelden zij. ‘Wij vinden het belangrijk dat nu snel met de uitvoering van de geamendeerde wet aangevangen wordt.’
De wet zelf
De Wet collectieve warmte legt vast dat warmtebedrijven verplicht een publiek meerderheidsaandeel krijgen, dat gemeenten binnen hun grenzen kavels moeten toewijzen aan die warmtebedrijven, dat het tarief waarmee die warmtebedrijven mogen rekenen niet meer zoals nu wel gekoppeld is aan de prijs van aardgas, dat ze aan de markttoezichthouder volkomen inzicht geven in de kosten die ze maken, en dat excessieve energierekeningen voorkomen worden met een tarieflimiet, bekostigd uit een vereveningsfonds.
Een derde
Momenteel worden ruim een half miljoen woningen niet met aardgas maar met warm water verwarmd. Dat is de oude situatie. Vanwege de energietransitie willen de afgelopen kabinetten dat daar tegen 2050 minstens twee miljoen huizen bij zijn gekomen. In totaal komt een derde van de gebouwde omgeving in aanmerking. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft een aantal jaren geleden berekend dat voor dat aantal woningen een warmtenet de maatschappelijk meest rendabele manier is om van het aardgas af te gaan. Voor de investeringen in de infrastructuur is tot 2050 35,5 miljard euro nodig, concludeerde een adviesbureau drie jaar geleden na onderzoek in opdracht van het ministerie van Economische Zaken.
De belangrijkste vragen
De belangrijkste vragen die momenteel bij de senatoren leven draaien niet om die grote investeringen, maar om de zekerheid dat de nieuwe marktordening gaat werken, dat huishoudens straks niet te hoge energierekeningen krijgen, en dat gemeenten er op toegerust zijn hun sleutelrol in de warmtetransitie te vervullen.
Iedere politieke partij heeft natuurlijk zijn eigen pijnpunten. De Partij voor de Dieren is bang dat als er groen gas gebruikt wordt voor de warmtenetten, dat dit afkomstig is uit mestvergisting en daardoor een stimulans is voor de intensieve veehouderij.
JA21 op zijn beurt is bang voor dwang. Is het niet een ‘forse immenging in het eigendomsrecht’ dat huishoudens straks gedwongen worden om het aardgas voor een warmtenet te verruilen? Het antwoord van het ministerie is onder andere dat mensen niet per se op een warmtenet hoeven; een warmtepomp is ook een optie.
Verbod op warmtepompen?
Tegelijkertijd heeft de Algemene Rekenkamer kortgeleden in een adviesrapport geopperd om in een wijk waarvan zeker is dat er in de toekomst een warmtenet komt, het te verbieden dat mensen warmtepompen installeren. Want dit zou het verdienmodel van het geplande warmtenet ernstige schade kunnen toebrengen.
Het ministerie heeft hier serieus naar gekeken, blijkt uit de beantwoording van de schriftelijke vragen. ‘Uit een eerste inventarisatie blijkt dat het uitsluiten van warmtenetwijken in subsidies (zoals de ISDE) juridisch en uitvoeringstechnisch complex is’, meldt klimaatminister Sophie Hermans. ‘Dit dient dan ook in verhouding te staan tot de omvang van het probleem.’ Ze sluit de mogelijkheid echter niet uit. Al is het ministerie wel huiverig voor de gevolgen van zo’n verbod: ‘Aangezien een inperking van keuzevrijheid kan leiden tot een verminderd draagvlak voor collectieve warmte, worden ook gedragsexperts hierbij betrokken.’
Innovatieve warmtenetten?
Een belangrijke kritiek in de wetenschapstoets van de Wet collectieve warmte was dat de wet voorsorteert op grote warmtenetten, en de innovatie tegenwerkt van kleinere warmtenetten met lage temperaturen en veel kleinere warmtebronnen. Het valt op dat het ministerie daar nu afstand van neemt, in de beantwoording van de schriftelijke vragen: ‘In het wetsvoorstel krijgen deze systemen veel ruimte. De bepalingen in het wetsvoorstel zijn technologie-neutraal en voorzien niet in een specifieke voorkeur voor een bepaalde technologie. Warmtebedrijven zullen uit eigen beweging kiezen voor de meest concurrerende en kosteneffectieve technieken.’
‘Ook binnen een warmtekavel kunnen zonder problemen één of meerdere kleine innovatieve systemen worden aangelegd die organisch groeien’, voegen ambtenaren van het ministerie toe. ‘In het geval van een zeer lage temperatuur warmtesysteem kan dit een strategie zijn die bijdraagt aan een efficiënte warmtetransitie.’
Het vastrecht lager
Een andere belangrijke kritiek is al lange tijd dat het vastrecht bij warmtenetten zo hoog is. Het variabele deel is daardoor relatief klein, waardoor kleinverbruikers toch duur uit kunnen komen. Dit gaat veranderen, blijkt uit de antwoorden. ‘Het voornemen is om in lagere regelgeving te regelen dat alle bronkosten (inclusief de vaste kosten) in het variabele tarief worden opgenomen en alleen de vaste kosten van het warmtenet via het vastrecht worden terugverdiend’, valt te lezen. ‘Dit leidt tot een hoger variabel tarief en versterkt prikkels om warmte te besparen.’
Het vervolg
Als de Wet collectieve warmte volgend jaar ingaat, duurt het nog tot 2028 of zelfs 2030 voordat de nieuwe warmtetarieven volledig berekend worden op basis van de daadwerkelijke kosten die warmtebedrijven maken. Vanaf dan hangt het warmtetarief niet langer af van de toevallige hoogte van aardgas, zoals nu wel. Momenteel heeft toezichthouder ACM simpelweg geen inzicht in wat voor kosten warmtebedrijven hebben. De oorzaak daarvan is de aloude ordening van de warmtemarkt. ‘Tarieven voor warmte hebben op dit moment namelijk geen relatie met de kosten’, luidt de uitleg, ‘waardoor de bevoegdheden en middelen nog ontbreken om gedetailleerde kostengegevens op te vragen.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.