De gemeenteraad van gemeente Westerveld gaat onderzoeken wat de lokale overheid kan doen om de impact van sierteelt op de omgeving te beperken. Dit vanwege acties en oproepen van artsen en inwoners. Zij vrezen voor ernstige, negatieve gezondheidseffecten vanwege bestrijdingsmiddelen bij de lelieteelt. Die zijn veel groter dan bij andere teelten. Het RIVM en de Gezondheidsraad onderschrijven dit. De Gezondheidsraad pleit ervoor het voorzorgsprincipe toe te passen. Vragen die verder spelen zijn of oorzakelijk verband bewezen moet zijn en wat de betekenis is van de goedkeuring van de pesticiden voor de markt.
De lelieteelt en de Omgevingswet
De Omgevingswet biedt volop mogelijkheden om negatieve gezondheidseffecten van sierteelt in te perken
Zowel met de Omgevingswet als op basis van jurisprudentie zijn er allerlei mogelijkheden. Artikel 1.2 Ow bepaalt namelijk dat de wet ook gaat over activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving. Daar is in ieder geval sprake van bij activiteiten die emissies, hinder of risico’s veroorzaken. Gevolgen voor de mens voor zover deze wordt of kan worden beïnvloed door of via onderdelen van fysieke leefomgeving vallen hieronder. Lelieteelt is agrarisch bodemgebruik. De bodem is een onderdeel van de fysieke leefomgeving (art. 1.2 lid 2 onderdeel e Ow).
Artikel 1.3 Ow bevat het bereiken en in stand houden van een gezonde fysieke leefomgeving als maatschappelijk doel. Door het woordje ‘en’ in de bepaling moet dat in evenwicht zijn met het gebruiken van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften. Landbouw is zo’n behoefte.
Een ongezonde leefomgeving is dus niet zonder meer te rechtvaardigen met een beroep op economie. Voor iedereen geldt bovendien een zorgplicht voor de fysieke leefomgeving (art. 1.6 Ow). Iedereen die redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving (waaronder voor mensen) moet alle maatregelen nemen om die gevolgen te voorkomen. Lukt dat niet dan moeten die gevolgen zoveel mogelijk worden beperkt of ongedaan gemaakt. Lukt ook dat niet, dan is diegene verplicht de activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevraagd. Er is geen bewijs nodig: een redelijk vermoeden is voldoende.
Mag de lokale overheid of een omwonende bij gezondheidsrisico’s van een bepaalde teelt eisen om iets anders te telen dat die risico’s niet heeft? Ja. Artikel 2.1 lid 3 onder b Ow bepaalt namelijk dat regels in ieder geval betrekking kunnen hebben op het beschermen van de gezondheid. Lid 4 stelt vervolgens dat bij regels voor het toedelen van functies aan locaties - zoals bijvoorbeeld het toedelen van een agrarische functie waar agrarische activiteiten mogen plaatsvinden - in ieder geval rekening moet worden gehouden met het belang van het beschermen van de gezondheid. Die regels staan in het gemeentelijke omgevingsplan (artikel 2.4 Ow). Niet alleen Westerveld is aan zet. Geen enkele gemeenteraad kan deze belangenafweging laten zitten.
Het omgevingsplan is in de beleidscyclus een uitvoeringsinstrument met de juridische vertaling van het omgevingsbeleid uit de omgevingsvisie en (omgevings)programma’s. De gemeenteraad moet bij het vaststellen van de omgevingsvisie rekening houden met het voorzorgsbeginsel (art. 3.3 Ow). Dit houdt in, dat er maatregelen moeten worden genomen als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat activiteiten negatieve gevolgen kunnen hebben voor het milieu of de gezondheid. Dat geldt dus met name bij activiteiten waarbij de beschikbare wetenschappelijke gegevens wel indicaties geven voor een risico, maar er nog onvoldoende wetenschappelijk bewijs beschikbaar is over de aard of omvang van dat risico. De gemeenteraad moet bovendien bij het vaststellen van de omgevingsvisie rekening houden met het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron moeten worden bestreden (art. 3.3 Ow).
Ten slotte: als een omgevingsvergunning is voorgeschreven, kan deze worden geweigerd als naar het oordeel van het bevoegd gezag sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het verlenen van de vergunning zou leiden tot ernstige nadelige of mogelijk ernstige nadelige gevolgen voor de gezondheid (artikel 5.32 Ow).
Civielrechtelijk oordeelde de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg vorig jaar in kort geding dat omwonenden een voldoende spoedeisend belang hadden bij een verbod om bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Zie: ECLI:NL:RBLIM:2024:2330. Al een maand later wilde een teler op een perceel grenzend aan een woonwijk starten met lelieteelt. Het verbod werd toegewezen, ook al betrof het toegelaten middelen.
De basis was het voorzorgsbeginsel. Volgens Europees recht kan dit door de overheid worden gebruikt voor beperkende maatregelen als er nog geen bewijs bestaat over de omvang en het bestaan van risico’s voor de volksgezondheid, maar reële schade wel aannemelijk is. Ook de voorzieningenrechter in kort geding mag ze verbieden of beperken (Hof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2023:6083). Er is wel een belangenafweging nodig. De rechter motiveert de uitspraak met adviezen van de Gezondheidsraad en het RIVM en een onderzoek uit 2023 uit Ecuador. De uitspraak is in veel tijdschriften met een noot gepubliceerd.
Juridische mogelijkheden zijn er genoeg. De rest is politiek.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.