Advertentie

‘Betere democratie begint bij gemeente’

In zijn boek ‘Alive and Clicking’ neemt onderzoeker Rudy van Belkom een voorschot op de toekomst van de (digitale) democratie.

13 mei 2022
burgerparticipatie_shutterstock
Shutterstock

Er is hoop voor de democratie. Althans, dat is de ondertitel van het boek ‘Alive and Clicking’, waarin onderzoeker Rudy van Belkom, per 1 mei j.l. directeur van de Stichting Toekomstbeeld der Techniek, een voorschot neemt op de toekomst van de (digitale) democratie. ‘We moeten de invloed van technologie nuanceren.’

Beleidsmedewerker RO

JS Consultancy
Beleidsmedewerker RO

Directeur 1Stroom

Geerts & Partners
Directeur 1Stroom

Wat is het bestaansrecht van dit boek?

‘Ik begon mijn onderzoek naar de toekomst van de democratie in september 2020, een interessante tijd om dit onderzoek te starten. Ken je de Netflix-docu The Social Dilemma, waarin Big Tech spijt betuigt over het monster wat ze hebben gecreëerd? We zouden moeten ingrijpen, want anders zou de democratie ten onder gaan. Na het bekijken dacht ik: goed, maar wat nu? De constatering is één ding: microtargeting, filterbubbels, nepnieuws maken de democratie kapot. Maar het ontbreekt aan oplossingen. In mijn onderzoek kwam ik ook tegen dat we de invloed van technologie moeten nuanceren, want het zou best eens een selffulfilling prophecy kunnen worden. Het SCP toonde bijvoorbeeld aan dat Nederlanders meer polarisatie voelen, maar de onderzoekers zeggen ook: er is geen concrete aanleiding voor dat gevoel. Uit het onderzoek blijkt dat de ‘overeenstemming in de publieke opinie’ in de praktijk niet aan het afnemen is. Voor technologie geldt dit mogelijk ook. Alsof iedereen nepnieuws daadwerkelijk gelooft, alsof enkel Cambridge Analytica verantwoordelijk zou zijn voor de verkiezing van Trump. Microtargeting blijkt maar kleine invloed te hebben op stemgedrag. We zijn er dus niet met het aanpassen van algoritmen alleen, we moeten ook naar menselijk gedrag kijken. Dat perspectief wil ik benadrukken.’

‘Er is hoop voor de democratie’ is de ondertitel van uw boek. Waar baseert u dat op?

‘Hoop is niet hetzelfde als optimisme. Hoop betekent dat je ondanks de belemmeringen aan de toekomst werkt. Je wilt die obstakels meenemen en aanpakken. En als we willen, dan kan het nog. Deadlines werken daarbij verlammend. Steeds “vijf voor twaalf” zeggen is fatalistisch. Los van of we die 5 minuten hebben: mensen worden er passief van, terwijl democratie altijd in beweging is. Met technologie is er een extra bedreiging, maar het is nog steeds een menselijke keuze. Technologie kan ons ook verder helpen met inspraak, zeggenschap en burgerbetrokkenheid. Die hoopvolle signalen moeten we niet over het hoofd zien. We moeten nadenken over hoe we technologie voor het goede kunnen inzetten. Dat algoritmen bijdragen aan polarisatie is een ontwerpfout, perverse prikkels van commerciële techbedrijven: hoe opruiender de berichten, hoe langer mensen op dat platform blijven. Dat is een keuze uit commerciële belangen. Moeten die organisaties wel commercieel blijven?’

Hoofdstukken in uw boek hebben titels als ‘De meeste mensen zijn bestand tegen nepnieuws’, ‘De impact van politieke advertenties is beperkt’ en ‘Jongeren zijn enorm politiek geëngageerd’. Waaruit blijkt dat allemaal?

‘De delen hebben ook een ondertitel. Het is genuanceerder. Nepnieuws verspreidt zich inderdaad sneller dan ander nieuws, maar uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat dit niet komt doordat algoritmen nepnieuws sneller verspreiden. Maar omdat mensen dit doen. Ik zeg hiermee dus niet dat nepnieuws geen probleem vormt, maar dat als we het probleem willen oplossen we ook de menselijke natuur moeten meewegen. De menselijke aard is dat we confrontaties met andersdenkenden vervelend vinden, echokamers vinden we fijn. Dat is een probleem, een reële dreiging, maar het is ook de menselijke natuur. Ik werk toe naar oplossingen en dan moet je deze dingen meewegen: mensen hebben niet zo veel aan nieuwe algoritmen die een diverser nieuwsdieet bieden. Uit onderzoek blijkt dat mensen die hun nieuws voornamelijk online consumeren juist al een gevarieerd nieuwsdieet hebben. Hetzelfde geldt voor mediawijsheid die jongeren kritisch moeten maken. Nou, je moet ze vooral kritisch houden. Dat is een andere insteek. Jongeren zijn kritischer op ict dan ouderen. Naarmate we ouder worden, wordt het vertrouwen in de medemens minder en neemt het vertrouwen in technologie toe. Als je kinderen Siri laat testen blijkt dat Siri veel niet weet: bestaan unicorns? Kinderen vertrouwen op ouders en leraren. Ouderen hebben vaak het idee dat hun wereldbeeld compleet is. Jongeren zijn minder vastgeroest, minder gevoelig voor desinformatie en staan open voor meerdere bronnen.’

'Jongeren zijn minder vastgeroest, minder gevoelig voor desinformatie en staan open voor meerdere bronnen.'

Waaruit blijkt dat?

‘Uit onderzoek dat mensen boven de 65 jaar tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 bijna zeven keer zoveel nepnieuwsberichten deelden als de jongste leeftijdsgroepen. We projecteren negatieve dingen graag op jongeren. Onlangs was er het onderzoek met de vraag hoe belangrijk het is om in een democratie te leven. Niet zo belangrijk, vonden veel jongeren. Maar als je het onderzoek beter bekijkt zie je dat ze niet weten wat democratie is. Politie en politici halen ze door elkaar. Als je niet weet wat het is, kun je ook niet aangeven dat je het belangrijk vindt. Wij zijn niet in staat gebleken hen burgerschap bij te brengen. Dat is de rode draad in mijn boek: als mensen niet participeren, zouden zij onverschillig zijn? Nee, misschien passen de huidige democratische tools niet. Onvrede is ook een teken van betrokkenheid. Als je naar mensen luistert, hoeven ze ook niet zo hard te roepen.’

Wilde u daarom ook laten zien hoe politiek geëngageerd jongeren zijn?

‘De aanleiding daarvoor is dat maatschappelijke betrokkenheid en politieke participatie nu los van elkaar worden gezien, terwijl ze dichter bij elkaar zouden moeten liggen. Jongeren doen mee aan een klimaatstaking, maar gaan niet naar de stembus. Het is een taak van de overheid om dat gat tussen maatschappelijke betrokkenheid en politieke participatie te dichten. Dat kan via andere tools en systemen. Jongeren uiten hun betrokkenheid bijvoorbeeld in hype houses op TikTok. Ze debatteren daar en factchecken informatie. Het is ‘cable news for young people’. Ze kijken niet naar debatten, maar zoeken zelf informatie. Rond de Black Lives Matter-beweging werd een zwart vierkant gedeeld. Dat wordt ‘slacktivism’ genoemd, maar het zijn signalen dat mensen belang hechten aan standpunten. Hoe kunnen we dat een plek geven in het systeem?’

U noemt Taiwan als voorbeeld. Waarom?

‘Taiwan is pas sinds 1996 een democratie. De Zonnebloembeweging ontstond daar uit onvrede over de handelsdeal met China. Er zijn daar “civic hackers” die technologie gebruiken voor meer inspraak en participatie. De regering heeft hen niet verbannen, maar gevraagd om mee te denken. Audrey Tang, een van de activisten, is nu minister van Digitale Zaken. Ze faciliteert het platform vTaiwan, waar burgers online en offline kunnen meebeslissen over wetsvoorstellen of overheidsinitiatieven. Ze gebruiken hierbij onder andere de tool Pol.is. Daar wordt ook in Nederland mee geëxperimenteerd. Algoritmen worden ingezet om consensus te vinden. Het is voor de regulering van Uber gebruikt. De taxibranche was ontevreden en met Pol.is zijn mensen uitgenodigd om mee te denken. Zo werd inzichtelijk welke mensen het zoal aangaat en op welke punten zij het eens zijn. Wetgeving is toen doorgevoerd en 92 procent van de stakeholders stond erachter. Dat kan een tool zijn voor inspraakprocessen.’

'Jongeren uiten hun betrokkenheid bijvoorbeeld in hype houses op TikTok.'

Die experimenten hier zijn leuk, maar hoe ontstijgt Nederland dat experimentele niveau?

‘Het zijn keuzes. In Taiwan handelen ze vanuit vertrouwen. Dat vertrouwen is ingebed in het besluitvormingsproces. Elk ministerie in Taiwan heeft een participatiefunctionaris die verantwoordelijk is voor dit soort processen. Dat gaat over verantwoordelijkheid en eigenaarschap. Het wordt als proces gezien, niet als enkel instrument. In Nederland vindt men vaak dat inspraak op gemeenteniveau moet plaatsvinden en dan gaat het over bloembakken op rotondes. Ook belangrijk, maar je ziet dat jongeren van geest veel meer op zoek zijn naar fundamentele problemen: klimaat, racisme. Nu is dat niet in ons politieke systeem ingebed en er is weinig eigenaarschap aan gekoppeld. Het is wel implementeerbaar, maar het vraagt eerder om een andere houding jegens participatie dan om een hele systeemverandering. Nu wordt participatie toch vaak als noodzakelijk kwaad gezien. En dan wordt ook nog de ‘participatie-elite’ aangetrokken, waardoor de ongelijkheid juist groter wordt. Je moet iedereen laten deelnemen.’

Moet het van onderop komen?

‘Nee, je moet het toch in het politieke besluitvormingsproces inbedden. De straat op gaan helpt en zorgt voor de nodige druk, maar formeel inbedden kan niet eenvoudig van onderop. Een participatiefunctionaris moet worden aangesteld. Daar moet een minister dus voor openstaan. De Taiwanese minister zegt: ik werk met de overheid, niet voor de overheid. Als je het niet inbed in het systeem, welke boodschap geef je dan? Gevaar is dat problemen vooruit worden geschoven. Oudere generaties maken nu vaak keuzes voor de korte termijn, niet de lange termijn. Jongeren zien dat anders. Parlementariërs zijn nu gemiddeld 53 jaar. Maar 2 procent is jonger dan 30 jaar. Je staat anders in het leven als je jong bent.’

In gemeenteraden in (vooral) grote steden is de gemiddelde leeftijd lager. Zouden gemeenten dan toch niet het startpunt moeten zijn?

‘Ik dacht altijd dat ik de experimenten met Het Nieuwe Kiezen landelijk moest aanpakken, want anders moest ik al die gemeenten langs. En veel wat gemeenten doen wordt ook landelijk bepaald. Maar ik heb de experimenten op gemeenteniveau gedaan en ik merkte dat de welwillendheid om democratische vernieuwing door te voeren op gemeenteniveau groter is. Landelijk is er bijna niet tussen te komen. Ik weet nu uit eigen ervaring dat de bereidheid op gemeentelijk niveau groter is en zij ook oprechter worstelen met de participatievraag. Zij worden ook eerder geconfronteerd met burgers. Den Haag is op afstand. Als een gemeente iets verkeerd doet, dan komen de boze mensen daadwerkelijk naar het gemeentehuis. Mijn visie daarop is dus veranderd. Begin toch bottom-up, maar dan bij de gemeente.’

‘Alive and Clicking’ van Rudy van Belkom (€ 24,95) is verschenen bij Bot Uitgevers en wordt vrijdag 13 mei gepresenteerd in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie