Advertentie

Te weinig heteronomie in formatie

Herman Tjeenk Willink is benoemd tot informateur. Het verloop van de formatie tot nu toe werpt een scherp licht op de werking van de nieuwe procedure waarbij de Tweede Kamer in autonomie een regering probeert te vormen. Dat de kabinetsformatie zich uiterst moeizaam voortsleepte, heeft als belangrijkste oorzaak een opzichtig gebrek aan heteronomie in het proces. 

09 juni 2017

Zittend minister Edith Schippers probeerde de boel vlot te trekken, maar er was te weinig afstand en gezag om voor een doorbraak te zorgen. Anders dan bij de formatie van 2012 werd nu geprobeerd om de betrokkenheid van de Tweede Kamer en anderen goed in te vullen. Gebleken is echter dat de gecreëerde autonomie van de Tweede Kamer daar eigenlijk niet erg geschikt voor is. Er was geen kracht van buiten die de betrokken fracties dwong om over hun eigen schaduw heen te stappen. Er is ook geen eindtermijn zoals op decentraal niveau. Een gefixeerd moment waarop de wethouders of de gedeputeerden moeten worden benoemd.

Heel aardig is dat op decentraal niveau er weliswaar veel autonomie is bij de gemeenteraden en de provinciale staten, maar wel binnen een wettelijk min of meer gefixeerde periode, waarbij het nauwelijks voorkomt dat deze eindtermijn wordt overschreden. Bovendien heeft ieder te benoemen collegelid een meerderheid van de stemmen in de volksvertegenwoordiging nodig. Dat betekent dat strikt formeel genomen minderheidscolleges op decentraal niveau niet mogelijk zijn.

Een en ander laat zien hoe belangrijk het is om over vormen van heteronomie te beschikken in het proces van college- en regeringsvorming. Die heteronomie kan zich voordoen in de vorm van regels en procedures of in de vormen van personen die aan deze neutrale rol vorm en inhoud geven. De betekenis daarvan kan ook worden geïllustreerd aan de hand van de Caribische verhoudingen. Koning Willem Alexander is het staatshoofd van Nederland, maar ook van het Koninkrijk der Nederlanden. Dit betekent dat de koning eveneens de rol van staatshoofd uitoefent in de niet-Europese delen van het Koninkrijk: Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Feitelijk wordt die functie van staatshoofd uitgeoefend door de drie gouverneurs van die eilanden.

Toen dan ook de Tweede Kamer besloot om de koning niet langer een rol te geven bij de kabinetsformatie in Nederland en besloot om de formatie zelf te gaan doen, rees de vraag of dit ook consequenties zou moeten hebben voor de drie Caribische landen. Daar zijn de gouverneurs ‘leading’ in de kabinetsformaties. De Tweede Kamer peinsde er destijds niet over om afschaffing van deze procedure ook te bepleiten voor het Caribisch gebied. Integendeel. De ingewikkelde partijpolitieke verhoudingen in de ‘West” maken een onpartijdige en heteronome rol van de gouverneur van cruciale betekenis. Een meer autonome rol van de Caribische volksvertegenwoordigingen zou niet goed kunnen werken en om die reden is de rol van de gouverneur in dit deel van het Koninkrijk onmisbaar, zo was ook het oordeel van de Tweede Kamer.

Kortom: wel autonomie voor de Nederlandse Tweede Kamer, maar veel heteronomie in het Caribisch gebied. Daardoor is de wat opmerkelijke en ongemakkelijke situatie ontstaan dat de Caribische gouverneurs in constitutioneel opzicht veel meer mogen dan hun ‘baas” koning Willem Alexander. En wel op basis van de wankele redenering dat de Nederlandse volksvertegenwoordiging bij de regeringsvorming over meer potentie zou beschikken dan die in de andere delen van het Koninkrijk. Deze nogal hoogmoedige gedachte lijkt zich nu te wreken en hoogmoed komt voor de val. Met de benoeming van Tjeenk Willink heeft de Tweede Kamer in feite erkend dat de beslissing van destijds tal van schaduwkanten heeft. Relativering van de geschapen autonomie lijkt dan ook aangewezen om nu en in de toekomst een meer efficiënte regeringsvorming te borgen.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie