Zorgen over kwaliteit taalonderwijs
De lat voor inburgeraars gaat omhoog. Gemeenten gaan de taalcursussen inkopen, maar kunnen de taalbureaus de ambities waarmaken?

De lat voor inburgeraars gaat per 1 januari omhoog. Nu doet bijna iedereen taalexamen op niveau A2, als nieuwe inburgeringswet is ingevoerd moet dat B1 worden. Gemeenten gaan de taalcursussen inkopen, maar kunnen de taalbureaus de ambities waarmaken?
Shumaila Anwar schaamt zich een beetje. Ze woont al acht jaar in Nederland, maar spreekt de taal nog steeds niet goed. Terwijl ze haar inburgeringsexamens al lang heeft gehaald. Pas nu ze een opstapbaan heeft als projectmedewerker bij Movisie zit er schot in haar taalontwikkeling. ‘Ik ontmoet op kantoor mensen waarmee ik Nederlands spreek. Zo leer ik elke dag een paar nieuwe woorden.’
De uit Kashmir afkomstige mensenrechtenactiviste was acht maanden zwanger toen ze in 2013 naar Europa kwam voor een training. Ze werd al langer bedreigd omdat ze zich inzette voor de onafhankelijkheid van Kashmir en actievoerde voor vrouwenrechten. Tijdens haar afwezigheid nam de dreiging toe. ‘Ik was in Pakistan niet meer veilig.’ Toen haar toeristenvisum was verlopen vroeg ze politiek asiel aan. Ze kwam met haar pasgeboren zoontje in het aanmeldcentrum Ter Apel terecht. Na twee maanden verhuisde ze naar het azc Dronten, waar ze een jaar verbleef voor ze een huis in Utrecht kreeg.
Het leven als statushouder betekende een enorme omschakeling. In Pakistan had ze een luxeleven. Anwar komt uit een welgestelde familie, deed een master internationale betrekkingen en werkte op een ambassade in Islamabad. In Utrecht belandde ze in een vochtig schimmelhuis, moest ze voor het eerst van haar leven zelf een huishouden runnen en had ze financiele zorgen. Ze wilde Nederlands leren, maar had veel narigheid aan haar hoofd. ‘In het azc ben ik heel depressief geworden. Ik had geen geestelijke rust.’
Master
Na een jaar voegde haar man zich bij zijn gezin. Anwar kreeg een tweede kind, volgde een Engelstalige master politicologie aan de Universiteit van Amsterdam en bleef zich vanuit Nederland actief inzetten voor de mensenrechten in Kashmir. Daarnaast volgde ze inburgeringscursussen voor hoger opgeleiden. Ze wisselde een paar keer van taalbureau omdat het les programma tegenviel of het lesrooster niet aansloot bij haar andere bezigheden. Toen na drie jaar het eind van haar inburgeringstermijn in zicht kwam besloot ze het makkelijke taalexamen (op A2-niveau) te doen. Omdat ze de 10.000 euro die statushouders kunnen lenen voor taalcursussen nog niet had opgebruikt, dacht ze dat ze nog geld over had om later taallessen op B1-niveau te volgen. Dat het niet zo werkt, ontdekte ze toen het al te laat was.
Je leert over koetjes en kalfjes praten. Daar vind je geen baan mee
Payman Hanifi Moghaddama
Een baan vinden op haar niveau lukte niet. Inmiddels hebben Anwar en haar man wel twee Kasmir-restaurants. Haar man heeft de leiding in de keuken, Anwar heeft het bedrijfsplan geschreven dat nodig was om een starterslening te krijgen. ‘Ik heb het in het Engels geschreven en met Google Translate vertaald in het Nederlands’, zegt ze trots. Het gezin heeft de schimmelwoning verruild voor een nieuwbouwhuis in Leidsche Rijn. Dankzij haar opstapbaan bij Movisie heeft Anwar nu eindelijk de kans om haar Nederlands te verbeteren. ‘Ik wil het graag en vind het nu ook leuk. Ik hoop binnenkort net zo vloeiend Nederlands te spreken als Engels.’
Het verhaal van Shumaila Anwar staat niet op zichzelf: 95 procent van de statushouders haalt op tijd z’n inburgeringsdiploma’s, maar slechts 14 procent doet examen op B1- of B2-niveau. De rest, 86 procent, blijft net als Anwar steken op A2. Dat is onvoldoende om een opleiding te kunnen volgen of in een Nederlandstalige omgeving te werken. De leerstof is bovendien gericht op wat wel en niet hoort in Nederland, stelt Payman Hanifi Moghaddam, eigenaar van het Rotterdamse taalschool Hamrah (Perzisch voor metgezel). ‘De lesboeken zijn opgebouwd rond huis-, tuinen keukenthema’s. Je leert in drie jaar over koetjes en kalfjes te praten, maar daar vind je echt geen baan mee.’
Demotiverend
Moghaddam weet uit eigen ervaring dat niets zo demotiverend is als een taalcursus volgen die niet aansluit bij je behoefte en ambitie. De Iraniër kwam 33 jaar geleden als uitgenodigd vluchteling naar Nederland. Hij volgde een taalcursus van een half jaar voor hij aan een studie in Wageningen begon. ‘Mijn eerste college was voortgezette statistiek. Ik verstond er helemaal niets van, had geen idee waar de docent het over had.’ De nieuwe inburgeringswet die op 1 januari 2022 moet daar verbetering in brengen. Inburgeraars doen voortaan op B1-niveau examen, tenzij uit een leerbaarheidstoets blijkt dat het (veel) te hoog gegrepen is.
Die forse ambitieverhoging is mogelijk omdat de gemeenten de inburgering weer gaan regisseren. Voor statushouders kopen zij vanaf januari taalcursussen in en ze gaan hen intensief begeleiden bij het vinden van een passende opleiding of (vrijwilligers)werk. Statushouders hoeven geen geld meer te lenen om zelf een inburgeringscursus in te kopen op de ondoorzichtige cowboymarkt waar talloze malafide aanbieders actief zijn. Dat geldt niet voor gezinsmigranten die de helft uitmaken van de 18.000 inburgeringsplichtigen die er jaarlijks bijkomen. Migranten blijven zelf verantwoordelijk voor hun inburgering.
Vooruit
Dat er een eind komt aan de doorgeschoten nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van statushouders, is een stap vooruit, vindt Jaco Dagevos, hoogleraar integratie en migratie bij de Erasmus Universiteit en wetenschappelijke medewerker bij het Sociaal en Cultureel Panbureau.
Maar het is de vraag of gemeenten de hoge ambities waar kunnen maken. De ervaringen van de Stichting Nieuw Thuis Rotterdam (SNTR) die de afgelopen jaren voor ruim 200 Syrische gezinnen een integraal integratieprogramma verzorgde, stemmen niet hoopvol. Het SNTR-programma wordt gefinancierd door het vermogensfonds De Verre Bergen dat jaarlijks 20 miljoen euro uittrekt voor sociale programma’s die ‘Rotterdam beter en sterker maken’. Dankzij de extra middelen die de filantropen beschikbaar stelden kon SNTR de Syrische statushouders een intensief programma aanbieden met onder andere vier dagdelen in de week taalonderwijs in kleine klassen. Aanvankelijk was het de bedoeling dat alle deelnemers op B1-niveau zouden inburgeren, maar dat idee is al snel losgelaten.
In opdracht van De Verre Bergen volgde de onderzoeksgroep van Dagevos de integratie van de tweehonderd Syrische gezinnen. Uit het eindrapport dat in mei verscheen blijkt dat het intensieve inburgeringsprogramma er niet voor heeft gezorgd dat de taalbeheersing en zelfredzaamheid van SNTR-deelnemers sneller is toegenomen dan die van andere Rotterdamse statushouders. Dat heeft onder meer te maken met de taalaanbieders die SNTR inhuurde.
‘SNTR had drie taalscholen geselecteerd op kwaliteit, maar zij leverden niet wat je zou mogen verwachten. Daarom heeft de stichting in 2019 een eigen taalschool opgezet’, vertelt Dagevos. ‘In 2015 gingen we er vanuit dat veel Syrische asielzoekers hoger opgeleid zijn. Daarom had SNTR een taalschool in de arm genomen die deze groep in kort tijdsbestek op B1-niveau zou brengen. Van die route werd nauwelijks gebruik gemaakt omdat de deelnemers veel lager opgeleid waren dan verwacht.’
Gemeenten moeten weer helemaal opnieuw beginnen
Jaco Dagevos
Een tweede taalschool ging failliet en het contract met de derde aanbieder werd beeindigd omdat de kwaliteit van het aanbod onder de maat was. ‘Dit zijn natuurlijk problemen waar gemeenten ook tegenaan kunnen lopen’, stelt Dagevos. ‘Met aanbesteden haal je de rotte appels er misschien tussenuit, maar ik ben er niet van overtuigd dat gemeenten beter op kwaliteit selecteren. Voor 2013 waren ze ook verantwoordelijk voor de inkoop en toen ging het aanbesteden van taalcursussen heel moeizaam. Inmiddels is de kennis over de inburgeringsmarkt weg. Gemeenten moeten weer helemaal opnieuw beginnen.’
Scepsis
De scepsis van Dagevos is niet uit de lucht gegrepen. Rotterdam heeft samen met de regiogemeenten al twee van de drie nieuwe leerroutes aanbesteed. De B1-route waaraan zestig procent van de inburgeraars gaat deelnemen, is gegund aan twee grote, landelijk opererende taalaanbieders die al meer aanbestedingen hebben gewonnen. Een van de twee is de taalschool waar SNTR zo ontevreden over was dat de samenwerking werd opgezegd.
Rotterdamse inburgeraars die de Zelfredzaamheidroute gaan volgen omdat wordt verwacht dat ze het A2-niveau niet zullen halen, krijgen vanaf januari les van de SNTR-taalschool. De aanbesteding van de Onderwijsroute, die 18- tot 28-jarige statushouders klaarstoomt voor een studie in het mbo of hoger onderwijs, dreigt in Rotterdam net als elders in het land te mislukken. Mogelijke aanbieders van taalschakelprogramma’s (mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten) schrijven niet in op de aanbestedingen omdat ze het beschikbare budget ontoereikend vinden, blijkt uit onderzoek dat Anderson Elffers Felix half oktober afleverde.
Shumaila Anwar is de eerste om toe te geven dat zij acht jaar geleden misschien te gestrest was om Nederlands te leren. Maar de kwaliteit van de inburgeringscursussen die ze volgde schoot ook te kort. Het lukte haar docenten vaak niet om de lessen af te stemmen op de verschillende niveaus van de cursisten in de groep.
‘Ik had twee of drie keer in de week een les van 1,5 tot 2,5 uur. Dat is te weinig. Er was ook weinig tijd om te oefenen. Ik heb wel grammatica geleerd, maar je zou ook spreeklessen moeten hebben.’ ‘Het inburgeringsonderwijs is vaak te schools, te weinig praktijkgericht en sluit ook niet aan bij behoefte van de cursisten, stelt Jaco Dagevos. Op papier is er in het nieuwe systeem meer ruimte voor maatwerk en voor leren in de praktijk. ‘Er wordt veel verwacht van duale trajecten waarbij statushouders de taal leren op een werkplek. Maar die trajecten blijken in de praktijk heel lastig vorm te geven, leert de ervaring bij SNTR.’
Standaard
Taalschool-eigenaar Payman Moghaddam vreest dat het nieuwe inburgeringsaanbod een variatie op het oude zal worden. ‘Gemeenten laten de invulling van de routes over aan de taalscholen die de aanbesteding hebben gewonnen. Zij hebben waarschijnlijk een scherp aanbod gedaan. Het zal er daarom op neerkomen dat het lesgeven met standaard leerboeken wordt in plaats van maatwerk. En de taalaanbieders zullen met groepen van 15 tot 20 personen moeten werken om het rendabel te houden. In grote groepen kun je als docent geen rekening houden met individuele leerbehoeften.’
Wat Moghaddam het meest verontrust is dat gemeenten vooral bezig zijn met het opwerpen van barrières voor malafide taalscholen en het voorkomen van fraude. ‘Rotterdam heeft een kwaliteitsconvenant gesloten met alle taalscholen en daarin draait het vooral om het controleren van de eisen die aan taalscholen gesteld worden.’ Terwijl het gesprek zou moeten gaan over hoe je het leerproces van statushouders kunt verbeteren, vindt hij. ‘Uit onderzoek van de Universiteit Utrecht blijkt dat je een tweede taal veel effectiever leert als je uitleg krijgt in je moedertaal. Daarom werken wij bij Hamrah met moedertaalcoaches. Nederlands zit heel anders in elkaar dan het Farsi, Turks of Russisch. Het helpt als een moedertaalspreker een grammaticale kwestie kan uitleggen.’
Moghaddam zou graag experimenteren met taalcursussen die toegespitst zijn op het vak dat een statushouder wil gaan beoefenen. ‘Ik ben ervan overtuigd dat de meeste inburgeraars het B1-niveau kunnen halen als je de taalcursus afstemt op hun vak. Iemand die in de bouw gaat werken moet niet alleen bouwtechnische termen in het Nederlands kennen, maar ook juridische taal om bouwvoorschriften te begrijpen. Het moet dus maatwerk zijn. Dat zou je kunnen leveren als je met Nederlandse praktijkdocenten uit het beroepsonderwijs zou werken, maar dat kan niet omdat alle inburgeringsdocenten een NT2-diploma moeten hebben’, verzucht hij.
Verwaarloosd
‘Iedereen vindt inburgering heel belangrijk, maar er is heel weinig aandacht voor de kwaliteit van de inburgeringscursussen’, stelt Monique Kremer, voorzitter van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ). ‘De onderwijskant van de inburgering is extreem verwaarloosd. Dat zie je ook aan de manier waarop het toezicht op de kwaliteit is georganiseerd’, stelt Kremer.
Er is veel kritiek op keurmerkverlener Blik op Werk die de kwaliteit aanvankelijk controleerde aan de hand van slagingspercentages, tevredenheidscores en de aanwezigheid van een klachtenregeling. Vier jaar geleden is daar toezicht in de klas bij gekomen, maar dat systeem is onvoldoende gericht op het verbeteren van de onderwijskwaliteit, vindt Kremer. ‘Het is weer een controlesysteem’, stelt Payman Moghaddam. ‘Ze komen in de klas kijken naar de uitvoering van de lessen, maar je krijgt geen feedback op je onderwijsaanpak.’
Het mag niet van je woonplaats afhangen of het lukt om in te burgeren
Monique Kremer
‘Je kunt er ook niet vanuit gaan dat gemeenten goede kwaliteitsafspraken maken met taalaanbieders, vindt Kremers. ‘Het is de vraag of gemeenten daarvoor de kennis en expertise in huis hebben. Dat zal in een aantal grote gemeenten misschien wel in orde komen, maar er zijn ook veel gemeenten waarvoor dat niet geldt.’ ‘Wij vinden dat het niet mag afhangen van de gemeente waar je woont of je passend inburgeringsonderwijs krijgt aangeboden. Het gaat wel over het staatsburgerschap. Als je het inburgeringsexamen niet haalt, kan je geen Nederlander worden.’ Daarom pleit de ACVZ voor het inschakelen van de Onderwijsinspectie. ‘Taalonderwijs is een cruciaal onderdeel van de inburgering, het is een publieke taak en dat zou onder publiek toezicht moeten staan.’
Het mag niet van je woonplaats afhangen of het lukt om goed en tijdig in te burgeren, daar is Jaco Dagevos het roerend mee eens. ‘Daarom dring ik erop aan dat gemeenten de invoering van de wet heel kritisch gaan volgen om erachter te komen wat wel en niet werkt. Want de wet is op papier prachtig, maar de uitvoering wordt heel ingewikkeld.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.