Advertentie
sociaal / Nieuws

Uitspraak over BJZ hoeft niet tot uitstel Jeugdwet te leiden

De nieuwe Jeugdwet kan waarschijnlijk wel in 2015 ingevoerd worden, maar er zal wel wat aangepast moeten worden, is de verwachting na de uitspraak van de rechter.

06 februari 2014

De uitspraak van de rechtbank in Zwolle over onrechtmatigheid van het opzeggen van het contract tussen provincie en Bureau Jeugdzorg kan grote gevolgen hebben; daar is vriend en vijand van de nieuwe Jeugdwet het over eens. Wat de gevolgens precies zijn, is nog niet duidelijk. Maar insiders verwachten geen uitstel van de invoeringsdatum.

Redelijke termijn

Dinsdag werd duidelijk dat de provincie Overijssel het contract met Bureau Jeugdzorg in die provincie niet had mogen opzeggen per 1 januari 2015. Want, zo redeneert de rechtbank, er is geen opvolging vanuit de gemeente en daardoor geen ‘redelijke termijn’ voor het BJZ om zich voor te bereiden op de veranderende taak of het veranderende budget.

 
Megaprobleem

Het grootste gedeelte van de nieuwe Jeugdwet komt vanuit het ministerie van VWS. Daar buigen velen zich inmiddels over de uitspraak. ‘Juristen zijn erg bezig om de verschillende manieren waarop je de uitspraak kunt beschouwen tegen het licht te houden’, laat een woordvoerder weten. Kamerlid Mona Keijzer (CDA) wil in ieder geval snel weten wat staatssecretaris Martin van Rijn (PvdA, VWS) over de zaak denkt. Ze heeft Van Rijn woensdagochtend meteen om een reactie gevraag. 'Als de conclusie van de rechtbank klopt, heeft hij een megaprobleem', aldus Keijzer.


Overgangstermijn
Velen zien in de uitspraak een bevestiging van iets waar ze al langer voor pleiten: een overgangstermijn van drie jaar. ‘De uitspraak en met name de overwegingen in die uitspraak, zijn een ondersteuning voor de argumenten in het pleidooi van Jeugdzorg Nederland voor een meerjarig overgangsregime’, vindt Jeugdzorg Nederland. Daarvoor hoeft de wet niet aangepast te worden en dus niet terug naar de Tweede Kamer, vindt de organisatie. De overgangstermijn zou via ‘flankerend beleid en bestuurlijke afspraken’ gerealiseerd kunnen worden.


Alle Bureaus hebben bezwaar
Volgens bestuursvoorzitter Erik Gerritsen van Bureau Jeugdzorg Amsterdam hebben alle BJZ’s bezwaar gemaakt tegen de contractopzegging van hun eigen provincie. ‘Overijssel is gewoon de eerste zitting, onze zaak staat voor april gepland. Als dat tenminste nog nodig is’, aldus Gerritsen. Volgens hem heeft de uitspraak in Overijssel effect op alle BZJ’s in het land.

 
Behoorlijk bestuur

Leonard Geluk, voorzitter van de transitiecommissie Jeugd raakt de uitspraak van de rechtbank de transitie. ‘Het is een belangrijke uitspraak. Duidelijk is nu dat de regels niet van de één op de andere dag gewijzigd kunnen worden maar dat er sprake moet zijn van behoorlijk bestuur. En de continuïteit van de zorg moet gegarandeerd zijn. Bureaus Jeugdzorg en zorgaanbieders moeten daarom op tijd weten waar ze aan toe zijn.’

Fatale moment nadert
Om 1 januari 2015 te kunnen halen, is het daarom van belang dat gemeenten op tijd afspraken met zorgaanbieders maken. En de deadline daarvoor is nu, aldus Geluk, die dat overigens ook al in november in het rapport over de voortgang van de transitiearrangementen schreef. ‘We zitten tegen de grens aan, we naderen het fatale moment waarop gemeenten helderheid moeten geven aan aanbieders. Daar kunnen we misschien nog heel even mee wachten, maar uiterlijk begin april moet die duidelijkheid er zijn zodat aanbieders nog negen maanden hebben zich voor te bereiden.’

Nieuw rapport
Volgens hem hebben sommige gemeenten de neiging langer te wachten omdat ze wachten op precieze cijfers en budgetten vanuit het rijk. ‘Dat is inderdaad de teneur, maar als gemeenten pas in november contracten willen tekenen, is dat dus geen redelijke termijn.’ Geluk verwacht niet dat de uitspraak een opschortende werking voor de Jeugdwet zal hebben of dat de wet aangepast hoeft te worden. Zijn commissie komt eind februari overigens met een nieuw rapport waarin beschreven staat wat de stand van zaken is.

Ingeplande bezuiniging
De Eerste Kamer debatteert volgende week over de Jeugdwet en dan zal duidelijk moeten zijn wat VWS met de uitspraak wil, vindt SP-Kamerlid Nine Kooiman. Ze is zeer verheugd met de uitspraak van de rechter, omdat die het de continuïteit van de zorg en behoud van personeel waarborgt. Ze blijft pleiten voor een overgangstermijn van drie jaar en ‘als VWS wijs is’, wordt dat nu geregeld, aldus Kooiman die net als Jeugdzorg Nederland denkt dat de wet daarvoor niet helemaal terug naar de Tweede Kamer hoeft. ‘Maar de uitspraak kan ook aanleiding zijn voor de Eerste Kamer om te zeggen dat de wet niet goed genoeg is, dat er nog te veel onduidelijk is en dat er meer tijd nodig is.’ Kooiman vindt het ook nog maar de vraag of de ingeplande bezuinigingen (120 miljoen in 2015) wel gehaald kunnen worden.

Innovatie en vernieuwing kan lastig worden
D66-Kamerlid Vera Bergkamp is het met Kooiman eens. ‘Een langere overganstermijn scheelt in de frictiekosten, maar het is maar de vraag of je dan ook de bezuiniging kunt realiseren. Dat hangt ook af van wat de Bureaus Jeugdzorg zelf daarin kunnen doen.’ Bergkamp verwacht dat staatssecretaris Van Rijn samen met de sector gaat kijken wat nu mogelijk is, ook voor wat betreft een overgangstermijn. Ze benadrukt dat het door deze uitspraak lastiger kan worden om innovatie en vernieuwing door te voeren. 'Voor gemeenten is het belangrijk dat ze snel weten welke ruimte ze hiervoor krijgen.'

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Frits van Vugt / Public Consulancy & voorzitter van 2 lokale rekenkamers
De uitspraak van de Rechtbank Zwolle leert dat provincies niet alleen inspanningen moeten doen voor een geslaagde transitie jeugdzorg (dan doen ze allemaal wel, met uiteenlopende instrumenten) maar ook dat de afbouw van de subsidierelatie netjes moet verlopen. Voor deze Rechtbank weegt zwaar dat er medio 2013 nog geen duidelijk perspectief was voor het Bureau jeugdzorg.

Heel anders oordeelde gisteren de Rechtbank Den Haag die een vergelijkbaar beroep van het BJZ Zuid-Holland tegen de subsidiestopzetting per 1.1.2015 verwierp. De Rechtbank in de Hofstad vindt dat - ondanks de onduidelijkheid - het BJZ toch zijn verantwoordelijkheid kan nemen in zijn bedrijfsvoering.



Overigens zal snel duidelijkheid worden welk deel van de taken (en budget) van de bureaus jeugdzorg gecontinueerd wordt. Per 28 febr. moeten gemeenten hierover nl afspraken met hun BJZ hebben gemaakt (anders legt het Rijk een budgetgarantie van 80% op).



Over wie de frictiekosten, die her en der toch blijven bestaan, voor zijn rekening moet nemen blijft onduidelijkheid bestaan. Op de uitspraak van beide rechtbanken valt wat af te dingen. Gaat nog spannend worden bij de Raad van State.



Overigens is het onzin te beweren dat door de uitspraak van de Rb Zwolle er een overgangstermijn van drie jaar zou moeten komen. Als dat gebeurt krijgen gemeenten niet de kans om een vernieuwd jeugdzorgstelsel te bouwen en te transformeren. De zorgcontinuïteit is al gegarandeerd, en bestaande, grote zorginstellingen hebben inmiddels al genoeg garanties gekregen.

Advertentie