Over rituele en contraproductieve wachtlijstdiscussies in de jeugdzorg
De afgelopen weken laaide de discussies over de wachtlijsten in de jeugdzorg weer eens op. Dit keer ging het vooral over de wachtlijsten bij de instellingen voor Jeugd en Opvoedhulp zoals de jeugzorgaanbieders zich tegenwoordig noemen. Wachtlijsten die schadelijk zijn voor de kinderen die aan de verantwoordelijkheid van de Bureaus Jeugdzorg zijn toevertrouwd. Wachtlijsten waar de Bureaus Jeugdzorg dus ook veel last van hebben en ten onrechte vaak de schuld van krijgen. Het is dan ook van groot belang dat die wachtlijsten worden opgelost. Maar de discussies daarover tussen Minister Rouvoet, de Provincies/stadsregio's en de instellingen voor Jeugd en Opvoedhulp hebben een hoog ritueel karakter en een contraproductief effect. Het politieke gevecht voor de bühne gaat al jaren ten koste van de structurele oplossing van het probleem. De meest kwetsbare kinderen staan in de kou en de Bureaus Jeugdzorg moeten maar zien hoe ze de situatie beheersbaar houden voor kinderen die te lang moeten wachten op een plek. Een vrijwel ondoenlijke opgave. Hieronder verklaar ik mij nader.
"Rijke Vader Rouvoet wil niet blijven betalen" kopt het NRC op 3 september. De zoveelste discussie over de wachtlijsten in de jeugdzorg heeft weer een aanvang genomen. De belangen voor de Minister zijn hoog want hij heeft de Tweede Kamer beloofd om de wachtlijsten in de jeugdzorg weg te werken eind 2009. Volgens de provincies/stadsregio's en de instellingen voor jeugd en opvoedhulp gaat dit niet geheel lukken en dreigen nieuwe wachtlijsten voor 2010. De minister roept de verantwoordelijke bestuurders één voor één op het matje en noemt de aangevoerde argumenten onacceptabel. Er lijkt sprake van een dialoog tussen doven. De minister heeft een punt als hij stelt dat afgesproken productiedoelstellingen moeten worden gehaald maar wil niets horen van de knelpunten die vanuit de uitvoering worden aangevoerd. De afspraken zijn pas laat in 2008 definitief gemaakt en dan kost het enige tijd om nieuwe plekken te realiseren. De deels incidentele financiering maakt het voor uitvoeringsinstellingen moeilijk om structurele oplossingen te realiseren. Het is moeilijk op personeel aan te nemen op incidenteel gefinancierde vacatures. Het realiseren van voldoende pleeggezinnen is ook afhankelijk van de bereidheid van mensen om zich als pleegouder aan te melden en dat gaat minder goed dan gedacht. Soms wordt de bouw van nieuwe plekken vertraagd door buurtprotesten. En soms zijn er kwantitatief wel plekken beschikbaar maar zijn dit niet de behandelplekken die kwalitatief nodig zijn voor de specifieke problematiek van de betreffende kinderen.
De uitvoering is kortom weerbarstiger dan de beleidswerkelijkheid. Je kunt je natuurlijk afvragen of alle partijen dat niet van te voren hadden kunnen zien aankomen. Of de uitvoerende partijen onder grote politieke druk van de Minister geen afspraken hebben gemaakt waarvan ze van te voren wisten dat het moeilijk zou worden om ze te realiseren. Of partijen elkaar niet elke keer weer voor de gek houden om vervolgens te gaan ruziën wanneer blijkt dat de niet realistische afpraken ook daadwerkelijk niet haalbaar blijken. De Minister dreigt met schriftelijke vormen van bestuurlijk ingrijpen die de uitvoeringswerkelijkheid niet zullen veranderen. Inmiddels is sprake van een vrijwel jaarlijks opspelend ritueel zonder dat sprake is van een duurzame oplossing. Wachtlijsten verdwijnen tijdelijk en verschijnen weer en de vraag naar deze dure vormen van jeugdzorg blijft maar stijgen. Onder politieke druk doen Ministers vergaande toezeggingen aan de Tweede Kamer en gaan bestuurders en uitvoerende partijen akkoord met niet structurele oplossingen.
Hoe zal dit rituele gevecht dit jaar aflopen? Naar verwachting zullen de wachtlijsten in 2009 grotendeels worden opgelost, maar niet geheel. De uitvoerende instellingen zullen echt wel alles op alles zetten om die wachtlijsten zo ver mogelijk terug te dringen. Ongetwijfeld deels door het aanbieden van trajecten die niet de eerste voorkeur zijn, maar beter zijn dan niets. Niet uitgesloten is dat dit deels ook gebeurd door hulptrajecten te verkorten waardoor de doorstroom sneller gaat met het risico dat dit ten koste gaat van de kwaliteit en daarmee effectiviteit. Dat zijn dus kinderen die worden voorgesorteerd voor de wachtlijst van 2010. Een wachtlijst die in 2010 weer zal oplopen omdat nu al duidelijk is dat de Minister niet bereid is voor 2010 voldoende geld beschikbaar te stellen. Een standpunt dat voor de lange termijn begrijpelijk is (er moet een keer een einde komen aan de maar voortdurende stijgende vraag door meer focus op preventie en snellere inzet van goedkopere vroegtijdige hulp) maar voor de korte termijn niet zal helpen. Het voor 2010 knijpen op het budget geeft de uitvoerende partijen een makkelijk excuus voor de nieuwe wachtlijst in 2010, tenminste als ze zich dit keer niet opnieuw onder hoge politieke druk een onmogelijke taakstelling laten opleggen door de Minister. Vervolgens komt vooral Minister Rouvoet in de politieke problemen en een kat in het nauw zou wel eens rare sprongen kunnen maken. Toch maar weer makkelijk de schuld aan de jeugdzorg geven? Toch maar weer stoere stelselwijzigingen om in ieder geval de illusie van daadkracht in stand te houden? Ik moet er in het belang van de meest kwestbare kinderen niet aan denken, maar ik hou mijn hart vast.
Is de enige oplossing dan maar weer een een forse structurele ophoging van het budget omdat de vraag naar dure jeugdzorg nu éénmaal stijgt? Mijns inziens niet. Het moet mogelijk zijn om de stijgende vraag naar dure jeugdzorg in te dammen door een grotere focus op versterking van eigen kracht van ouders, kinderen en hun sociale netwerken (onder andere door standaard inzet van eigen kracht conferenties), op veel vroegtijdiger inzet van laagdrempeligere en ook goedkopere vormen van hulp en door veel betere samenwerking van de verschillende betrokken partijen onder veldregie van de centra voor jeugd en gezin (voor de eenvoudige problematiek waar sprake is van meewerkende ouders) en onder veldregie van de Bureaus Jeugdzorg (voor de complexe problematiek waar spake is van ouders die niet kunnen of willen meewerken) teneinde het onnodig (verder) uit de hand lopen van problematiek (en daarmee stijgende vraag naar dure jeugdzorg) in de kiem te smoren. Ik spreek nadrukkelijk van veldregie omdat de oplossing mijns inziens vanuit de uitvoering moet komen en niet vanuit de ivoren beleidstorens.
Een structurele oplossing is dus mogelijk, maar verdwijnt elke keer weer uit zicht vanwege de op de korte termijn gefixeerde politiek-bestuurlijke ruzies over kwantitatieve wachtlijsten en jaarlijkse ad-hoc en incidentele budgettaire "stop go" rituelen. Het dichtdraaien van de kraan is een zaak van de lange adem en je kunt de ondertussen nog aanwezige "plas" niet wegdefiniëren door te stoppen met financieren. Als niet geïnvesteerd wordt in het dichtdraaien van de kraan blijft het dweilen in de jeugdzorg gewoon doorgaan en zal het steeds weer extra geld beschikbaar stellen voor wegwerken van wachtlijsten blijven doorgaan hoe hard de Minister ook blijft roepen dat dat onacceptabel is. Voor zowel het dichtdraaien van de kraan als het verantwoord opdweilen van de al bestaande plassen is op de korte termijn nog veel geld nodig, maar als dat goed gebeurd zal de "businesscase" binnen enkele jaren zowel maatschappelijk als financieel rendement opleveren. Rendement waarover wat mij betreft veel hardere afpraken over mogen worden gemaakt met de verantwoordelijke provinciale/stadsregionale bestuurders en bestuurders van instellingen van jeugd- en opvoedhulp dan nu het geval is. Harde afspraken die die bestuurders naar mijn inschatting graag bereid zijn te maken als ze gebaseerd zijn op een realistische probleemanalyse en een gemeenschappelijk gedragen oplossingsrichting. Het is ook veel moeilijker voor de bestuurlijk verantwoordelijken om zich aan resultaatafspraken te ontrekken als die gebaseerd zijn op eigen voorstellen dan aan afspraken die onder hoge politieke druk zijn afgedwongen.
Om tot die gemeenschappelijke probleemanalyse en oplossingsrichting te komen is het ten eerste van groot belang dat afscheid wordt genomen van het periodieke ritueel van machtsstrijd, zondebokken en vingertje wijzen. Aan de overlegtafels moet minder onderhandeld en meer (van elkaar en vooral van de uitvoering) geleerd worden met wat meer geduld ten aanzien van de tijd die het kost om het ongetemde probleem van de jeugdzorg te temmen. Minister Rouvoet zou bijvoorbeeld eens aan de uitvoerende partijen kunnen vragen wat zij nodig hebben om betere resultaten te boeken met minder geld in plaats van steeds maar weer te dreigen met bestuurlijk ingrijpen. Hij zou nog wel eens verbaasd kunnen staan van de constructieve voorstellen die hij zal ontvangen vanuit de uitvoering, in plaats van de weerstand waar hij nu mee wordt geconfronteerd en waar uiteindelijk niemand iets mee opschiet in het bijzonder de meest kwestbare kinderen.
In volgende blogs zal ik in ieder geval een aantal voorstellen doen die mijns inziens een bijdrage kunnen leveren aan duurzame oplossingen in plaats van voortgaande institutionele verlamming.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.