Jongeren leren op eigen benen te staan
Jeugdhulpaanbieder Timon heeft meerdere kleinschalige woon- en behandelplekken, waar jongeren met meervoudige problemen wonen.

Gemeenten in de regio Rijnmond zijn te spreken over de Perspectiefhuizen van jeugdhulpaanbieder Timon, die jongeren geleidelijk klaarstomen voor een zelfstandig bestaan. Maar zowel gemeenten als Timon zien bedreigingen: de woningnood en de snelle afbouw van de gesloten jeugdzorg.
‘Drommels, drommels en nog eens drommels!’ Het is de bekende catch phrase van de Baron, de aartsrivaal van Bassie en Adriaan. In de televisieserie zit hij ‘die vervelende clown en die irritante acrobaat’ geregeld op de hielen. Soms opereert de boevenleider vanuit een luxe villa, gelegen in het Zuid-Hollandse Vlaardingen. Dit statige pand bestaat nog steeds en huist tegenwoordig twaalf jongeren. Onder meer de zeventienjarige Noah, die overigens liever naar programma’s van misdaadjournalist Kees van der Spek kijkt.
Noah heeft tweeënhalf jaar in de villa gewoond en is onlangs gestart met de volgende fase: een huis waarin hij zelfstandiger woont. Nog wel met huisgenoten, maar de begeleiding doet een stap terug. Zowel de villa als de volgende woning van Noah is een zogenaamd Perspectiefhuis. Jeugdhulpaanbieder Timon heeft meerdere van deze kleinschalige woon- en behandelplekken, waar jongeren van veertien tot achttien jaar met meervoudige problemen wonen. De bewoners hebben een eigen slaapkamer en een gezamenlijke keuken en zitkamer. In deze setting krijgen ze hun behandeling en leren ze op eigen benen staan.
Dat gebeurt in drie fases: van 24 uur per dag aanwezigheid van begeleiding in fase 1 tot oefenen met zelfstandig wonen in fase 3. In Vlaardingen zijn fase 1 en 2 in hetzelfde pand; alleen op andere verdiepingen. Hier woonde Noah, die recent is verkast naar een fase-3-huis in de buurt. Iedere jongere krijgt een vaste, ambulante begeleider. Deze mentor is verantwoordelijk voor het hele traject dat de bewoner doorloopt. Daarnaast zijn er omwonenden: vrijwilligers waar de bewoners terechtkunnen voor vragen en een luisterend oor, en door wiens aanwezigheid ze leren leven met buren. Net als in het echte leven.
Thuisgevoel
Het concept bestaat al langer, maar de eerste vestiging in Vlaardingen stamt uit 2018. Die was nog niet zo’n succes, zegt Margret Rosier. Zij werkt als gedragswetenschapper bij jeugdhulpaanbieder Timon en staat pedagogisch medewerkers met advies bij. ‘We zaten destijds in een appartementencomplex, maar dat was eigenlijk té dicht op de buren’, aldus Rosier. ‘Bovendien was er nog geen scheiding tussen wonen en begeleiding. Hierdoor misten de jongeren het thuisgevoel.’
Wonen en behandelen kwamen aldus los van elkaar te staan. Sinds 2019 zijn er pedagogisch medewerkers (PM’ers) aanwezig voor het wonen met de jongeren. In tegenstelling tot de ambulante begeleiders houden zij zich niet bezig met hulpverleningsplannen of voortgangsgesprekken. Als jongeren thuiskomen van school of werk zitten zij klaar met een kop thee. ‘Gewoon wat je thuis ook zou doen’, zegt Anne Lotte Planken. Zij is zo’n PM’er die meedraait in het huishouden en fungeert als opvoeder van de bewoners. Om de beurt overnachten PM’ers bij de jongeren. Of dat heeft geleid tot een sterker thuisgevoel?
Het is nooit écht hetzelfde als thuis
Anne Lotte Planken
‘Het is nooit écht hetzelfde als thuis’, geeft Planken toe. ‘Maar toen recent een paar oud-bewoners langskwamen en doodleuk eten uit de koelkast pakten, dacht ik wel: dit is voor hen een beetje thuiskomen.’ Die oud-bewoners leven dus inmiddels een zelfstandig bestaan en hebben daarvoor alle fases doorlopen. Te beginnen bij de eerste fase. Hier leert de jongere het huis een beetje kennen. ‘Het is in deze fase belangrijk dat een bewoner dagbesteding heeft. Hij of zij gaat naar de middelbare school, volgt een opleiding of is aan het werk’, licht Rosier toe.
Eigen doelen
Daarnaast werken de bewoners aan hun eigen doelen. ‘Dat is heel belangrijk in die eerste fase, die doorgaans negen tot twaalf maanden duurt en gepaard gaat met veel liefde en veel fouten maken’, vertelt Rosier. ‘En geduld’, zegt Planken met een knipoog. ‘Vaak moeten we de jongeren nog wel eens helpen om uit bed te komen.’ Als de dagbesteding op de rit is, begint fase 2, die zes tot negen maanden duurt. Hierin leren de jongeren koken, spullen opruimen, huishoudelijke klusjes, een planning maken, enzovoorts. De tijd van na school op de bank hangen en wachten tot je aan tafel kunt aanschuiven is voorbij. En er is meer aandacht voor coaching.
Vaak moeten we jongeren helpen uit bed te komen
Anne Lotte Planken
Planken: ‘Jongeren leren dat ze hier echt voor zichzelf zitten. Er zijn geen medewerkers die je dwingen naar school te gaan. De vraag is natuurlijk: wat schiet je ermee op als je níet gaat?’ Noah mist fase 1 – ‘eigenlijk de beste fase’, vindt hij – nog wel eens. ‘Dan wordt er nog veel voor je gedaan’, zegt hij lachend. Daarentegen bracht fase 2 rust. Toen hij er net woonde moest Noah namelijk wennen aan de drukte. ‘In fase 1 wonen zeven jongeren op één groep, plus de PM’ers. In fase 2 woonde ik met vier anderen’, zegt hij. ‘Koken vind ik misschien iets minder leuk, maar ik vond het wel fijn om te verhuizen naar fase 2.’ In die fase regelen de jongeren onderling wie wanneer kookt. Dat schept een band, wat prettig is als je gezamenlijk doorstroomt naar fase 3. Een vriendschapsband? ‘Ik zie ze meer als goede huisgenoten’, zegt Noah. ‘We zijn verbonden aan elkaar, maar op school heb ik mijn vrienden.’
Gedeelde badkamer
Met zijn ‘goede huisgenoten’ woont Noah nu in een fase-3-huis. Nog steeds met een gedeelde badkamer, keuken en woonkamer, maar ze leven minder in groepsverband. Bewoners krijgen een eigen kookbudget, maar eten minder samen. Waar in fase 1 en 2 de begeleiding altijd aanwezig is, is dat in fase 3 pas vanaf vier uur ’s middags. ‘De PM’ers zijn er dan uitsluitend voor specifieke hulpvragen’, licht pedagogisch medewerker Planken toe. ‘We bouwen dat bewust af, want vanaf achttien jaar vallen de jongeren onder de Wmo. Dan komt er hooguit één keer per week een begeleider langs.’
Zelfstandigheid hoort bij het leven, maar ergens voelt het voor Planken ook wat wrang. ‘Ze moeten eigenlijk best snel volwassen worden. Dat terwijl ik op Noahs leeftijd nog lang niet zo zelfstandig was. Die ‘luxe’ hebben deze jongeren niet. We vragen dus best wat van hen.’
Ze moeten eigenlijk best snel volwassen worden
Anne Lotte Planken
Wat als een jongere op zijn achttiende nog niet klaar is om zelfstandig te wonen? ‘Lastig’, zegt Rosier. ‘We kijken naar wat mogelijk is voor een eventuele verlengde indicatie voor jeugdhulp. Maar in andere gevallen moet de jongere toch doorstromen naar een andere woning. Wij proberen dat goed af te stemmen met de gemeente en woningcorporaties, zodat er een geschikte woning voor de jongere beschikbaar is. Met de nodige begeleiding vanuit de Wmo.’
Urgentieverklaring
En wat als een jongere op zijn achttiende, net als veel anderen, geen betaalbare huurwoning kan vinden? Door woningnood is het aantal jongeren dat geen woning kan vinden ruim verdubbeld van 5 procent in 2015 naar 11 procent in 2021. Volgens Rosier is dat zeker een probleem, zij het dat Timon voor deze jongeren vaak een urgentieverklaring kan aanvragen, die voorrang geeft op een sociale huurwoning. ‘Meestal lukt het binnen drie of vier maanden, maar soms wachten onze jongeren meer dan zes maanden op een huis. In de huidige markt is dat natuurlijk kort, maar we moeten ze daar wel ruim van tevoren op voorbereiden’, vertelt Rosier.
Hoewel de uitstroom soms stokt, knelt de door- en instroom nog niet, laat Rosier weten. Een heikel punt is wel een nieuwe instroom van jongeren, doordat demissionair staatssecretaris Maarten van Ooijen (VWS) een einde wil maken aan de gesloten jeugdhulp in 2030. Zo komen er jongeren uit gesloten instellingen bij instellingen met een open setting terecht, zoals de Perspectiefhuizen. Planken en Rosier hebben ervaring met bewoners uit de gesloten jeugdhulp. Dat zorgt nogal eens voor misverstanden, zegt Planken. ‘In open instellingen gaat het veel meer om de verbinding en relatie. Jongeren met een achtergrond in de gesloten jeugdzorg zijn dat totaal niet gewend. Zij vroegen constant naar de regels en wat de consequenties zijn als ze die overtreden.’ Deze jongeren zijn een heel ander regime gewend. Planken: ‘Een jongere vroeg een keer of hij “op vrijheden mocht”. Ik had geen idee wat hij daarmee bedoelde. Blijkbaar wilde hij gewoon naar buiten.’
Bovendien beschikken de PM’ers niet over dezelfde bevoegdheden als de professionals in de gesloten jeugdzorg. ‘Wij hebben geen vrijheidsbeperkende maatregelen en mogen niemand aanraken. We werken vanuit de relatie, maar jongeren uit de gesloten jeugdzorg hebben daar vaak geen boodschap aan, puur omdat ze die relatie niet gewend zijn.’
Stapsgewijze overgang
Met voortrajecten wordt nu gezorgd voor een stapsgewijze overgang ‘van gesloten naar open’. Dat is überhaupt belangrijk bij de afbouw van de gesloten jeugdzorg, anders gaat het volgens beiden echt mis. Rosier: ‘Het is niet realistisch om te denken dat in korte tijd zo veel jeugdigen naar een open instelling kunnen.’ Die zorgen worden gedeeld door de gemeenten die samenwerken met Timon. ‘De afbouw van de gesloten jeugdhulp gaat wel erg snel’, zegt Ron van Zon, die bij de gemeente Rotterdam werkzaam is als belangenbehartiger Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond. Deze regeling koopt namens dertien gemeenten in de regio Rijnmond jeugdzorg in voor in totaal zo’n elfduizend jeugdigen.
Van Zon ziet dat in zijn regio het aantal kinderen dat naar een gesloten instelling wordt verwezen sterk afneemt. Daarin volgt Rijnmond de landelijke trend. Die laat zien dat het aantal jeugdigen in de gesloten jeugdzorg steeds verder daalt. ‘Maar het aantal kinderen met die heftige zorgvraag blijft stabiel’, voegt Van Zon daar kritisch aan toe. ‘Dat betekent dat die kinderen bijvoorbeeld bij Timon worden opgevangen. Dat is een verandering waar Timon zich op moet voorbereiden.’ Hoewel Van Zon er zelf niet over gaat, denkt hij hardop na over een extra fase in het Perspectiefhuis, een fase 0 bijvoorbeeld.
Ondanks de donkere wolken zijn gemeenten zeer te spreken over het concept van het Perspectiefhuis. Vooral omdat de jongeren niet als een soort hete aardappel steeds worden doorgespeeld door aanbieders, bemerkt Ben Latooij, contractmanager bij Jeugdhulp Rijnmond. ‘Iedereen stroomt intern door, waardoor ze ook tussentijds, wanneer de zorgvraag verandert, niet op een nieuwe wachtlijst komen’, zegt hij.
Overigens staan niet in alle dertien gemeenten Perspectiefhuizen. Vlaardingen kent er twee, en er staat één fase-3-huis in Rotterdam. Pech voor jeugdigen uit Nissewaard en Ridderkerk, die hiervoor hun woonplaats moeten verlaten? ‘Dat komt zeker voor’, zegt Latooij. Maar hij vindt het gezien de leeftijd van de jongeren niet zo gek als ze moeten uitwijken. ‘De jongeren blijven altijd binnen de regio, en zeker met het openbaar vervoer is de afstand goed te doen.’
Ideaal voor Noah, die nu in het tweede leerjaar van zijn mbo-opleiding social work zit. Over twee jaar is hij klaar. Wat hij daarna precies wil gaan doen? ‘Dat weet ik nog niet’, zegt hij. ‘Maar het liefst iets met kinderen of jongeren.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.