‘Veel gemeenten blijven Awbz’tje spelen’
De doelstelling van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is niet alleen een transitie van de taak van rijk naar gemeenten, maar nadrukkelijk ook het op een andere wijze vormgeven van de ondersteuning van mensen opdat ze kunnen meedoen in de samenleving.
Gemeenten tonen zich weinig innovatief bij het anders vormgeven van de taken die ze per 1 januari van het rijk en de provincie overnemen op het gebied van de zorg. Veel blijft vooralsnog hetzelfde.
Maatwerkvoorziening
De doelstelling van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is niet alleen een transitie van de taak van rijk naar gemeenten, maar nadrukkelijk ook het op een andere wijze vormgeven van de ondersteuning van mensen opdat ze kunnen meedoen in de samenleving. In een zogeheten ‘keukentafelgesprek’ wordt vastgesteld wat de cliënt nog zelf kan en waarmee zijn sociale omgeving kan helpen. Pas dan volgt wat er nog door de gemeente aan maatwerkvoorzieningen zal worden geleverd. En bij die maatwerkvoorzieningen moet dan ook nog gezocht worden naar betere innovatieve methoden. Dat is de transformatie. Om te zien of die transformatie ook doorklinkt in de contracten, keek hoogleraar inkoopmanagement voor de publieke sector, Jan Telgen, op verzoek van Binnenlands Bestuur naar de verschillen met de huidige (Awbz-)situatie. Samen met twee andere onderzoekers van de Universiteit Twente, Niels Uenk en Leoni Dols analyseerde hij de recente aanbestedingen.
Rompslomp
In de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) bestaan er voor begeleiding van hulpbehoevende zorgvragers liefst 85 producten: categorieën beperkingen, die vervolgens weer werden onderverdeeld in diverse zwaarteklassen. Aan elk van die zogeheten producten hangen codes, die corresponderen met diverse uurvergoedingen. Dat aantal producten is door gemeenten sterk teruggebracht waarbij veel ‘oude producten’ zijn samengevoegd tot enkele nieuwe producten. Dat scheelt een hoop administratieve rompslomp en biedt de aanbieders de mogelijkheid om meer zelf met een inhoudelijke invulling te komen. ‘Dat geldt wel voor wat er dan moet gebeuren, maar in de meeste gevallen niet voor hoe het moet gebeuren’, aldus Jan Telgen. Hij constateert namelijk tot zijn verrassing dat er in meer dan 60 procent van de gemeenten toch nog wordt afgerekend op basis van het aantal bestede uren van een bepaald niveau. Telgen: ‘Dat betekent dat een echt andere invulling van de zorg – denk aan hulpmiddelen als domotica of het inzetten van twee maal zoveel uren van goedkopere medewerkers – niet mogelijk is. In minder dan 35 procent van de gemeenten wordt werkelijk op resultaat bekostigd en vindt afrekening plaats onafhankelijk van de werkelijke inzet in uren of dagdelen zorg. Overigens zijn er veel gemeenten die zeggen dat ze op resultaat inkopen, maar uiteindelijk toch afrekenen op de inzet per uur of dagdeel.’
(Klik hier voor een vergroting)
Zorgen
Dat veel gemeenten – bijna twee op de drie – qua bekostiging ouderwets ‘Awbz-tje spelen’ baart de onderzoekers zorgen: die gemeenten kopiëren grotendeels de werkwijze van de Awbz. Het is volgens Niels Uenk wel minder dan ze vreesden, maar met 60 procent nog altijd veel. ‘Als de zorg op die manier wordt afgerekend, blijven de financiële prikkels hetzelfde en verandert er dus niet veel qua efficiëntie. Ik verwacht echter dat er op termijn wel innovaties zullen komen. In de loop van 2015 zal bij de gemeenten die op dat vlak nu al risico’s nemen boven tafel komen wat slecht en wat navolgbaar goed werkt.’ Durfals zijn er namelijk ook al. Zij voeren in vergaande mate veranderingen door in het aantal producten en de wijze van bekostigen. ‘Zij zetten in op een hoge mate van innovatie’, aldus Telgen, met alle onzekerheden van dien. ‘2015 is een ontwikkelingsjaar.’
Het hele artikel is te lezen in Binnenlands Bestuur nr. 23 van deze week. (inlog)
Reacties: 4
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Echter, op den duur is het werken volgens de AWBZ structuur niet houdbaar. Door de clienten die naar de gemeente komen en de hulpvraag die zij hebben te analyseren kunnen er slimme subsidies ingezet gaan worden in het voorliggend veld om individuele maatwerkvoorzieningen te voorkomen. Voor 2015 was daar vaak al geen ruimte meer voor omdat subsidies al toegekend waren en er nog onvoldoende zicht is op de hulpvraag.
Bij de overheveling van de huishoudelijke hulp hebben we hetzelfde gezien. Eerst de oude structuur deels in tact laten, en vervolgens door nieuwe innovatieve ideeën en werkwijzen ' kantelen' naar een nieuwe of slimmere werkwijze. Dit zal uiteindelijk ook gebeuren met de nieuwe zorgtaken in de Wmo, waarbij de financiële druk om dit proces te versnellen groter is dan bij de overheveling van de AWBZ.
Ook moet er niet uit het oog verloren worden dat het grootste deel van de uitgaven volgend jaar naar de overgangsclienten gaat. De aanwas nieuwe cliënten, of cliënten met een aflopende indicatie in 2015 blijkt niet enorm te zijn. De grootste klap gaat dus vallen als het overgangsrecht op 1-1-2016 wijzigt, en gemeenten mogelijk wel een nieuw aanbod of toewijzingsproces hebben opgesteld. De hervorming van het zorgaanbod laat dus eigenlijk nog minimaal een jaar op zich wachten...
Het nu gekozen systeem lijkt erop alsof de overheid het onderwijs zou inkopen: om de zoveel jaar een aanbesteding van de lessen nederlands, wiskunde, frans...