Advertentie
sociaal / Nieuws

Laat inkoop met één hoofdaannemer links liggen

Gemeenten moeten een inkoopmodel met één hoofdaannemer links laten liggen. Dat betogen Tim Robbe (advocaat) en Niels Uenk (onderzoeker bij PPRC) deze week in een essay in Binnenlands Bestuur.

11 november 2018
contract.jpg

Gemeenten doen er goed aan niet te kiezen voor een inkoopmodel waarbij de uitvoering van de Wmo 2015 en of de Jeugdwet bij één aanbieder of consortium wordt belegd. De nadelen wegen niet op tegen de puur theoretische voordelen.

Vernietiging zorg-infrastructuur

Dat betogen Tim Robbe (advocaat) en Niels Uenk (onderzoeker bij PPRC) deze week in een essay in Binnenlands Bestuur. In het inkoopmodel contracteren gemeenten een hoofdaannemer voor zowel toegang als uitvoering van zorg en ondersteuning. Die organisatie is vaak een consortium van aanbieders. De hoofdaannemer ontvangt een vast budget voor het uitvoeren van de taken. Dat model vernietigt onomkeerbaar de bestaande zorg-infrastructuur die bestaat uit een netwerk van grotere en kleinere zorgaanbieders en vrijgevestigden, stellen Robbe en Uenk.

Innovatie

‘Juist kleine (jonge) en nieuwe zorgaanbieders bieden echter vaak een nieuwe aanpak of benadering. Voor echte innovatie moet ruimte zijn voor nieuwe en kleine aanbieders.’ Het vernietigen van een complex netwerk van kleinere en grotere aanbieders is daarnaast niet eenvoudig omkeerbaar. Het leidt tot verstoring van de zorgmarkt, dat niet alleen lokaal, maar ook regionaal niveau gevolgen heeft.

Gevangen

Als gemeenten in zee gaan met één hoofdaannemer ontstaat daarnaast een ‘vendor lock-in’. De gemeente wordt te afhankelijk van de aanbieder, omdat niet zonder problemen kan worden overgestapt naar een andere aanbieder of andere aanbieders. Door die afhankelijkheidsrelatie loopt de gemeente risico’s. De hoofdaannemer kan bijvoorbeeld zijn machtspositie misbruiken, door bijvoorbeeld extra budget te vragen.  

Black box

In een model met een hoofdaannemerschap zet de gemeente zich ‘op de grootst mogelijke afstand van cliënten en inwoners in het algemeen’, stellen Robbe en Uenk. De hulpverlening aan kwetsbare inwoners blijft op deze manier een ‘black box’ voor de gemeente. ‘De gemeente moet dus juist investeren om dicht bij haar inwoners te staan, en ook zelf nauwe banden met cliënten (en niet-cliënten) op te bouwen en te blijven onderhouden.’

Inflexibel model

Door op één tijdstip te kijken naar wat nodig is, ontstaat een inflexibel model. Een inflexibel model kan niet meebewegen met allerlei onvoorspelbaarheden in de toekomst en over-simplificeert de werkelijkheid in het sociaal domein. ‘Als één ding zeker is, dan is het wel dat die ontwikkeling niet voorspelbaar is.’ Grote wijzigingen in de contracten zijn niet toegestaan omdat de opdracht Europees moet worden aanbesteed.

Onrechtmatig

Het model staat ook haaks op de zelfregie van inwoners. Zo kunnen inwoners met een beperking alleen nog kiezen om zorg te ontvangen van de aanbieders die in het consortium zijn gecontracteerd. Hieraan gekoppeld betwijfelen Robbe en Uenk aan de rechtmatigheid van het model. Het is in hun ogen strijdig met het VN Verdrag Handicap. ‘Nederlandse overheden, ook gemeenten in het sociaal domein, moeten rekenschap nemen van wat in dat Verdrag staat. Een belangrijk beginsel in het Verdrag is dat mensen met een beperking zelf keuzes kunnen maken. Juist dit model staat hier weer haaks op.’

Lees het hele essay in Binnenlands Bestuur nr. 21 van deze week (inlog)

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie