Advertentie
sociaal / Achtergrond

Feestelijke heropening in (2008), (2010), 2013

Het Rijksmuseum is tien jaar dicht wegens verbouwing. Lange sluitingen van cultuurgebouwen zijn niet uniek. Nieuw- en verbouw is complex en wordt bemoeilijkt door torenhoge ambities en irreële planningen en begrotingen

13 juni 2008

Als alles mee zit, wordt het 2013. Dan gaat het hoofdgebouw van het Rijksmuseum weer open. Tien jaar nadat het dicht ging voor een grootscheepse verbouwing, vijf jaar later dan bij de sluiting in 2003 werd verwacht. De oorzaken voor de vertraging: de ruim tachtig vergunningen die nodig zijn, de eindeloze discussies over een fietsdoorgang, de mislukte aanbesteding. Maar het Rijksmuseum is dan ook een uniek project, zo heet het.

 

Met dat unieke valt het wel mee. In Amsterdam lopen de verbouwingen van het Scheepvaartmuseum en het Stedelijk Museum ook fors uit. Het Utrechtse Muziekcentrum is al een jaar dicht, terwijl de werkzaamheden aan het nieuwe Muziekpaleis nog moeten beginnen. Verwachte oplevering: 2013. De Haarlemse Stadsschouwburg opende recent zijn deuren na een verbouwing van vijf jaar. Het Zeeuws Museum ging vorig jaar juni open, na een sluiting van zeven jaar. In dezelfde stad is er het drama met het nieuwe theater. In de bouwput staat al twee jaar water, de plannen liggen stil. In Leiden wil de gemeenteraad een onderzoek naar de vertraging en oplopende kosten van de verbouw van de Stadsgehoorzaal. ‘Ik heb me voorgenomen om me in deze materie te verdiepen,’ zegt Jaap Lampe, directeur van de Haarlemse Stadsschouwburg en de Philharmonie, die ook al een moeizame verbouwing kende. ‘Je ziet het overal in het land misgaan. Dat moét toch anders kunnen.’

 

Haarlem wilde aanvankelijk de Stadsschouwburg en de Philharmonie in één à anderhalf jaar gelijktijdig verbouwen. Dat lukte niet, hoewel beide gebouwen wel deels tegelijk dicht waren. De Philharmonie ging in 2005 open, de Schouwburg draait nu proef en gaat in september officieel van start. De vertraging in de verbouw werd onder meer veroorzaakt doordat het eerste verbouwplan te duur uitpakte en er een aangepast ontwerp werd gemaakt. Bij de start van de sloop bleken er problemen met de fundering. De werkzaamheden zelf namen uiteindelijk ‘slechts’ twee jaar in beslag.

 

Elk project is anders, stellen cultuurdirecteuren, -adviseurs en -bouwers, gevraagd naar hun verklaring voor de soms extreme vertragingen bij renovatie en nieuwbouw van musea en theaters. Maar er blijkt wel degelijk een aantal algemene verklaringen te zijn. Zoals de bouwkundige complexiteit. Cultuurgebouwen hebben vaak ingewikkelde technische installaties. Toneeltorens voor apparatuur en decors bij theaters, klimaatregeling en beveiliging bij musea. Zeker als bestaande panden worden verbouwd – en dat is bij centraal gelegen culturele gebouwen doorgaans het geval - is er een groot risico dat er iets misgaat en de planning niet wordt gehaald.

 

Stokpaardje

 

Daar komt bij dat gemeenten, doorgaans de eigenaar, en cultuurinstelling, grote ambities hebben met het nieuwe of vernieuwde pand. Een cultuurgebouw moet uitstraling hebben, architectonisch bijzonder zijn. ‘Die ambities komen vaak niet overeen met het budget,’ zegt Lian Thé van bouwkundig adviesbureau Toornend, dat veel ervaring heeft met de (ver)bouw van cultuurgebouwen. ‘De kunst is om de ambities goed in het plan te vangen. Is er bijvoorbeeld wel behoefte aan een grotere zaal, is daarvoor afzet in de regio, of is het het stokpaardje van de wethouder.’

 

Een opvallend gebouw is niet alleen moeilijker en duurder, maar kan ook voor verzet van omwonenden zorgen. Of, als het om verbouw van een monumentaal pand gaat, van overheidsinstanties. ‘Het feit dat we de ingang van het verbouwde museum aan het monumentale plein voor de Abdij wilden, heeft ons anderhalf à twee jaar strijd gekost met diverse monumenteninstanties,’ zegt Valentijn Byvanck, directeur van het Zeeuws Museum. Het Zeeuws Museum opende vorig jaar juni zijn deuren na een sluiting van zeven jaar. Toen het museum in 2000 dicht ging, was er eerst onduidelijkheid over de toekomst en volgde een bestuurscrisis. Pas bij de komst van Byvanck halverwege 2002 werd definitief besloten het museum te renoveren. Die renovatie pakte twee keer zo duur uit als aanvankelijk gepland (tien miljoen euro) en duurde drie jaar langer dan verwacht. De verbouw begon pas in 2005. Toch geeft Byvanck het hele verbouwproces uiteindelijk een voldoende. ‘Als je ziet hoeveel partijen zich met zo’n proces bemoeien en hoe complex en kostbaar het is, is zeven jaar helemaal niet zo veel.’

 

Maar als voornaamste oorzaak voor de vertragingen, geldt de politieke besluitvorming. Die is bij cultuurgebouwen extra lastig. Een museum of theater is een belangrijk gebouw in een gemeente, en daarmee per definitie onderwerp van veel discussie en media-aandacht. Zeker in middelgrote en kleinere gemeenten is er amper ervaring met dit soort grote projecten. Bovendien is de gemeente vaak niet alleen opdrachtgever en eigenaar van het pand, maar ook subsidieverlener voor de gebruiker. Tel daarbij de krappe cultuurbudgetten op en eindeloze discussies in de gemeenteraad zijn gegarandeerd. Die worden extra heftig doordat bij aanvang van een cultureel bouwproject vrijwel standaard te optimistische prognoses worden gegeven van zowel kosten als duur. ‘Dat is begrijpelijk, want het gemeentebestuur probeert een besluit door de gemeenteraad te krijgen en dat wordt lastig als je alle mogelijke vertragingen incalculeert en met een projectduur van twaalf jaar aankomt,’ zegt Peter Koppen. ‘Dat wil een gemeenteraad niet horen.’

 

Koppen werkt bij managementadviesbureau Lagroup, dat gemeenten en instellingen bijstaat bij de besluitvorming over onder meer bouwprojecten in de culturele sector. Koppen is ervaringsdeskundige. Hij was als directeur verantwoordelijk voor de bouw van poppodium Patronaat in Haarlem, dat met geringe vertraging en binnen budget gereedkwam. ‘Wij adviseren een voorzichtige raming in tijd en geld. Je kunt natuurlijk niet alles voorzien, want een cultuurgebouw is vanwege zijn aard risicovoller in de planning. En je kunt moeilijk voor elke vergunning een bezwaarprocedure tot aan de Hoge Raad incalculeren. Maar in de praktijk zien we erg optimistische ramingen.’

 

Het vervolgtraject laat zich raden. Als de tijdsplanning te krap is en het aanvangsbudget te laag, loopt het project financieel uit de hand. Het bestuur moet terug naar gemeenteraad (of in geval van Zeeuws Museum en Rijksmuseum naar respectievelijk Provinciale Staten en Tweede Kamer) voor meer geld en aangepaste plannen. ‘En met elke beslissing van de gemeenteraad ben je weer een half jaar verder,’ is de ervaring van Schouwburgdirecteur Lampe.

 

‘Het is soms strategie om te beginnen met alleen de financiering van een gebouw en vervolgens terug te gaan naar de raad als er extra geld nodig is voor de exploitatie,’ merkt Ryan Hendrikx van huisvestingsadviesbureau 4Advies. ‘Incrementele besluitvorming heet dat. Het Muziekgebouw aan het IJ is een bekend voorbeeld.’

 

Torenhoge offertes

 

De laatste jaren is er de extra complicerende factor van de snel oplopende bouwkosten. Bij het Rijksmuseum kwam de aannemer met een offerte van 222 miljoen euro in plaats van de ingecalculeerde 134 miljoen. Een verschil dat in de bouw- en cultuursector met verbijstering is ontvangen. Het weerhoudt de gemeente Utrecht er niet van het Muziekpaleis nog altijd te calculeren op het in 2004 berekende bedrag. De oplopende bouwkosten zijn niet overal een excuus. Het Zeeuws Museum en de Haarlemse Schouwburg werden juist aanbesteed toen de bouwmarkt in een dal zat.

 

De slechte staat van onderhoud van cultuurgebouwen zorgt eveneens voor langdurige sluitingen. Grootschalige renovatie of nieuwbouw wordt vaak uitgesteld tot een gebouw echt helemaal óp is. Als er dan aan de verbouw wordt begonnen, is dat gedwongen en dan blijkt de staat van het pand dikwijls nog slechter dan al was verwacht en moeten de plannen worden bijgesteld. ‘De financiering van cultuurgebouwen is niet goed geregeld,’ vindt Schouwburgdirecteur Lampe. ‘Er wordt niet afgeschreven of gereserveerd, dus als er iets bouwkundigs moet gebeuren, gaat het bijna altijd om ad hoc financiering. En dat uit een cultuurbegroting die toch al geen vetpot is. Bij andere overheidsgebouwen is dat volgens mij beter gestructureerd. En in Haarlem is het nu voor nieuwe podia ook goed geregeld.’

 

Langdurige sluiting van een cultuurgebouw is niet per definitie kostbaar. Vertraging kost geld, maar heeft financieel weinig effect op eigenaar en gebruiker van het pand. Een dicht cultuurgebouw is vaak goedkoper dan een open, mits er geen dure vervangende ruimte hoeft te worden gehuurd. Dat geldt in sterke mate voor instellingen die veel verlieslijdende voorstellingen of optredens programmeren, zoals experimenteel toneel of klassieke muziek. Hoe minder er gebeurt, hoe minder subsidie er hoeft te worden betaald. De druk om snel weer open te gaan is behalve financieel ook maatschappelijk niet erg groot. Museum- en theaterbezoekers komen niet zo snel in opstand als ouders wier kinderen voor een dichte school staan, of patiënten die naar een ziekenhuis in een buurgemeente moeten.

 

Gezien het grote belang dat zowel politiek als instellingen hechten aan cultuur, is het opmerkelijk dat juist musea en theaters in een zeer vroeg stadium dichtgaan. Vervolgens duurt het soms jaren voordat de werkzaamheden beginnen. Een van de oorzaken is dat theaters ruim vantevoren plannen. Het programma ligt al één soms twee jaar vantevoren vast. Lampe: ‘Als de politiek een datum kiest waarop het project begint, moet je daar ruim vantevoren rekening mee houden. Als dan in de loop van het besluitvormingsproces blijkt dat de start van de bouw opschuift, kun je niet ineens een seizoen gaan volprogrammeren.’

 

Hoe langer de sluiting, hoe spectaculairder de opening. ‘De paradox is dat als je zolang dicht bent geweest als wij, de belangstelling voor de opening enorm is,’ zegt Valentijn Byvanck van het Zeeuws Museum. ‘We hebben enorm veel publiciteit gekregen. We rekenen in het eerste volle jaar na de opening op 55.000 bezoekers. Veel meer dan de 35.000 in het oude gebouw. Wij zijn tevreden met het nieuwe gebouw, de bezoekers zijn tevreden. Je hoort hier niemand meer over die zeven jaren sluiting.’ Het is een schrale troost voor Rijksmuseumdirecteur Wim Pijbes. Hem wachten nog minimaal vijf jaar verbouwellende.

 

 

 

‘Je hele organisatie zakt in’

 

Het effect van langdurige sluiting verschilt sterk per culturele instelling en hangt onder meer af van de beschikbaarheid van goede vervangende ruimte. De bezoekcijfers van het Rijksmuseum, dat de topstukken tijdelijk heeft ondergebracht in de Philipsvleugel, zijn beter dan verwacht. Vóór de sluiting trok het museum 1,1 miljoen bezoekers, vorig jaar was dat alleen in de Philipsvleugel bijna één miljoen.

 

Niet elke instelling is zo gelukkig. De bezoekcijfers van het tijdelijke Muziekcentrum Vredenburg in Leidsche Rijn zijn gekelderd en blijven achter bij de aangepaste verwachtingen. In het Zeeuws Museum, dat tijdelijk in een klein winkelpand programmeerde, kwamen tijdens de verbouwing jaarlijks zo’n 15.000 bezoekers, minder dan de helft van voor de sluiting. De Stadsschouwburg Haarlem kon een deel van de voorstellingen onderbrengen in de eerder gereedgekomen Philharmonie, maar raakte ook veel bezoekers kwijt. ‘Zo’n lange sluiting is vreselijk,’ zegt Schouwburgdirecteur Jaap Lampe. ‘De loop gaat er helemaal uit. En het duurt lang voordat iedereen terug is, hebben we bij de Philharmonie gemerkt. Pas na drie tot vijf jaar begint het weer goed te draaien.’

 

Ook organisatorisch had de sluiting van de Schouwburg forse gevolgen. De vaste bezetting liep terug van 45-50 naar minder dan 20 mensen. Medewerkers gingen vroegtijdig met pensioen of werden elders gedetacheerd. Lampe: ‘Je hele organisatie zakt in en je hebt geen inkomsten. Dat kan alleen als je vervangende ruimte kunt vinden, maar dat is vaak zo duur dat er geen geld voor is. Bovendien moet het wel goede ruimte zijn. Wij hebben het een tijdje in kerken geprobeerd en dat was bijna net zo erg als dicht zijn.’

 

Voor het Zeeuws Museum betekende de sluiting minder een aanslag op de organisatie. De vaste bezetting daalde iets en moest voor een deel ander werk doen. Zo werden suppoosten ingeschakeld bij het verhuizen en registreren van de collectie. Het Rijksmuseum laat weten dat de organisatorische en financiële effecten van de langdurige sluiting getalsmatig beperkt blijven. Het personeelsbestand blijft even groot. Er zijn minder mensen ‘op zaal’ nodig. Die worden nu ingeschakeld bij de bewaking op andere locaties. De beperking van het aantal tentoonstellingen in het eigen gebouw wordt gecompenseerd door presentaties in satellietmusea en reizende tentoonstellingen. Financieel verwacht het Rijksmuseum quitte te draaien zo lang de bezoekcijfers in de Philipsvleugel hoog blijven.

 

‘Wij adviseren gemeenten en cultuurinstellingen om tijdens een verbouwing elders open te blijven,’ zegt Peter Koppen van Lagroup. ‘Je moet proberen de machinerie van de eigen organisatie draaiende te houden en je bezoekers aan je te binden. Het is van belang dat je je netwerk in de cultuurwereld in stand houdt. Probleem is dat de totale exploitatie tijdens de sluiting bijna altijd duurder uitvalt als je vervangende huisvesting moet huren. Dat budget moet er wel zijn. Het voordeel is dat je niet weer op het nulpunt hoeft te beginnen als je eindelijk weer open gaat.’  

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie