Advertentie
sociaal / Nieuws

Bewindslieden krijgen geen greep op jeugdbescherming

Jongeren moeten naar verwachting nog jaren geduld hebben voordat de jeugdbescherming beter wordt

13 april 2023
Jeugdbescherming - bange speelgoedbeer
Shutterstock

Achtereenvolgende bewindslieden van Rechtsbescherming/Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport krijgen als stelselverantwoordelijken geen greep op de jeugdbescherming. Dat concludeert de Algemene Rekenkamer in het rapport ‘Georganiseerde Onmacht’. 

In het huidige systeem zijn volgens de rekenkamer gemeenten, hulpverleners en rijksoverheid niet in staat om voor verbetering te zorgen. Vorig jaar uitten de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en Inspectie Justitie en Veiligheid zich op vergelijkbare wijze. Zij riepen op om op korte termijn te komen met een crisisaanpak voor het falende stelsel. Tot nu toe bleef die uit. Kinderen en jongeren moeten naar verwachting nog jaren geduld hebben voordat nieuw beleid vruchten afwerpt.

Instellingen en overheden wijzen naar elkaar als problemen moeten worden opgelost, constateert de rekenkamer, die bewindspersonen oproept om voortaan het voortouw te nemen. Feitelijk hebben die nu niets over de uitvoering van de jeugdbescherming te zeggen, omdat gemeenten verantwoordelijk zijn.

Geen speciale status

Vooral als het gaat om diep in het persoonlijk en gezinsleven ingrijpende maatregelen als ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing van een kind, is er bij de overheveling naar gemeenten aan jeugdbescherming geen speciale status toegekend aan de jeugdbescherming ten opzichte van andere vormen van jeugdzorg. Er geldt één wettelijk kwaliteitssysteem voor alle jeugdhulpaanbieders en professionals. Wel werd certificering van instellingen ingevoerd als extra eis aan instellingen die kinderbeschermingsmaatregelen uitvoeren. Achteraf bekeken een misser, klinkt door in het rekenkamerrapport. Een certificaat is geen bewijs van kwaliteit, maar laat zien dat procesnormen deugen en organisatorische waarborgen voldoen.

Ingewikkelde werkrelatie

De werkrelaties in de jeugdbescherming zijn volgens de rekenkamer bestuurlijk te complex. Dat geldt voor het hele stelsel: van verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden, tot aansturing, toezicht en bekostiging. Van tevoren was geadviseerd de financiering van de hulp in het gedwongen kader buiten de bundeling van geldstromen voor gemeenten te laten. Het rijk sloeg die raad in de wind en maakte de gemeenten financieel en bestuurlijk verantwoordelijk voor álle jeugdzorg, evenals voor voldoende aanbod.

De afhankelijkheidsrelatie tussen gecertificeerde instellingen en gemeenten als inkoper pakt niet goed uit. In deze ‘botsing van verantwoordelijkheden en belangen’ ontstonden ‘discussies’ die volgens de rekenkamer vaak ten koste gingen van kinderen met zware problematiek.

Op papier lijkt alles goed geregeld, maar in de praktijk lukt het gemeenten, jeugdbeschermers en andere zorgverleners niet om hun taken en verantwoordelijkheden goed in te vullen. Partijen wachten tot de ander beweegt, of ze wijzen naar elkaar.

Minimale afspraken

De rekenkamer is van mening dat voor kinderen met een beschermingsmaatregel duidelijk moet worden waar zij minimaal op kunnen rekenen. Bij niet naleven van afspraken moet helder zijn wie daarop kan worden aangesproken. Een aanbeveling uit het rapport is ook dat gemeenten (gestandaardiseerd) gegevens verzamelen, waarmee een landelijk beeld kan worden gevormd van de kwaliteit en toegankelijkheid van de jeugdbescherming. Dat ontbrak ten tijde van de overheveling naar gemeenten bij de betrokken overheden.

Reactie bewindslieden

De bewindslieden hebben, voordat het onderzoek werd gepubliceerd, gereageerd op het rapport. Zij vertrouwen erop dat het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming en de (nog uitgebleven) Hervormingsagenda Jeugd de huidige problemen en wachtlijsten zullen oplossen. Verder wijzen ze erop dat er een wet in de maak is voor een meervoudige aanpak in het sociaal domein. Bij nieuw beleid zal voortaan een uitvoeringstoets worden uitgevoerd.

De rekenkamer heeft er vooralsnog weinig fiducie in. ‘De plannen bevatten op zichzelf goede ideeën voor verbetering, maar het is nog niet duidelijk of deze daadwerkelijk voldoende zullen zijn om een goede uitvoering van de jeugdbescherming te garanderen’, schrijft de rekenkamer. De uitwerking vergt een brede probleemanalyse en meer aandacht voor uitvoerbaarheid. ‘Er zal meer nodig zijn dan de ervaringen in proeftuinen om te komen tot doordacht beleid dat werkt in alle 42 jeugdregio’s.’

Algemeen directeur

Partners At Work in opdracht van WVS
Algemeen directeur

3 Teammanagers

JS Consultancy in opdracht van GGD IJsselland
3 Teammanagers

Reacties: 3

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Hans Bakker
Uiteindelijk komt dit omdat dit land niet oprecht in zijn eigen bevolking, in zichzelf, in zijn eigen stelsel, wil investeren. Het regeringsbeleid is er voor het behartigen van bepaalde belangen. Economische en financiële korte termijn belangen zijn altijd leidend en de rest is niet interessant. Hoeveel re-integratie stelsels hebben we al niet gehad? Hoeveel inburgeringsstelsels? Hoeveel jeugdzorg stelsels? Het is niet interessant genoeg voor politici om in de eigen inwoners te investeren. Het is niet interessant om het arbeidsmigratie- en asielprobleem op te lossen. Het is interessanter om problemen in stand te houden. Er wordt immers goed aan verdiend en je hebt altijd wel een verkiezingsslogan op voorraad. De jeugdzorg sector voelt natuurlijk altijd de drank vanuit Den Haag om hun investeringen teniet te doen en wat krijg je dan: hetzelfde korte termijn gedrag als de landelijke politiek. De attitude van Den Haag vraagt niet om medewerkers die hun vak naar eer en geweten willen uitoefenen. De attitude van Den Haag zorgt voor jeugdzorg organisaties die bezig zijn met overleven en in in de laatste plaats met het oplossen van problemen van jeugdigen.
Toine Goossens
Een van de meest in het oog lopende transitiedossiers die volledig uit de hand zijn gelopen. Lokale politici verantwoordelijk maken voor beleidsdossiers loopt altijd rampzalig af. Extra rampzalig zijn de elkaar te vuur en te zwaard bestrijdende sociale wetenschappers, en hun aanhang in beleidsorganen en het ambtenaren corps, die elke 7 jaar het beleid volledig op de schop gooien. Wijze lessen uit het verleden verdwijnen uit het geheugen en belanden zo op een virtuele brandstapel.

Kwaliteit en integriteit van het beleid en de zorg voor een stabiel en veilig systeem, zijn van volstrekt ondergeschikt belang. Dat dient te stoppen.

Hielco Wiersma
1. De nadruk moet zoveel mogelijk worden gelegd op preventieve acties via de ouders/gezinnen en de scholen (cursussen, voorlichting).
2. Het aantal jeugdregio's (42) is organisatorisch veel te groot en kan worden verminderd.
3. De omvang van het personeelsbestand en de benodigde financiële middelen voor het totale takenpakket dienen zo goed mogelijk op elkaar te worden afgestemd.
Advertentie