Hoe zit het met de materiële kant van de toekomst van Nederland? De energietransitie en de grootscheepse woningbouw hebben onnoemelijk veel grondstoffen nodig: staal, beton, steen, hout. Warmtepompen bevatten koper en schadelijke koudestoffen. In zonnepalen zitten zeldzame metalen, glas, aluminium.
Adviesraad hekelt afschaf fiscaal voordeel duurzame woningen
Het Rli publiceert een adviesrapport. GroenLinks en D66 lijken spijt te hebben van hun steun aan een amendement van BBB en VVD.

De kans bestaat dat het belang van niet-fossiele energie en woningbouw het zicht belemmert op die materiële voorwaarden. Het is een reden voor een nieuw adviesrapport van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), getiteld: Bouwen met toekomst, werken aan woningen van duurzame materialen.
Europese ambities
Alleen al omwille van Europese regelgeving is Nederland gedwongen in beweging te komen. In maart vorig jaar nam het Europees Parlement een herziening aan van de Europese richtlijn energieprestatie gebouwen (EPBD). Onderdeel daarvan is, benadrukt de Rli, een kritische blik op alle bestaansfasen van een gebouw: van grondstoffenwinning, bouw, gebruik, sloop tot hergebruik.
Daarnaast vallen staal- en betonfabrieken onder het Europese handelsysteem voor emissierechten, wat betekent dat zij voor het uitstoten van CO2 emissierechten moeten kopen. Ieder jaar neemt de hoeveelheid emissierechten af, tot 0 in 2040.
De reden hiervoor
Voor deze wettelijke ingrepen is een goede reden, schrijft de Rli: ‘van de totale Nederlandse CO2-uitstoot is circa 11 procent afkomstig van het materiaalgebruik in de gebouwde omgeving en voor een belangrijk deel is dit afkomstig van woningbouw.’
Daarom komt de adviesraad met meerdere aanbevelingen, langs de lijnen van beprijzen en normeren. Het rijk moet volgens de adviesraad in 2030 een in de jaren erna oplopende heffing invoeren voor niet-duurzame gebouwen, te betalen door aanvragers van omgevingsvergunningen zoals ontwikkelaars.
De rol van gemeenten
Ook gemeenten hebben een rol, omdat zij volgens de raad in de regel redeneren vanuit oude bouwmaterialen. Omgevingsplannen zouden vaak nog werken met afmetingen van bouwkavels en bouwhoogtes ‘die niet zijn toegesneden op de dikkere muren en grotere verdiepingshoogten die horen bij het gebruik van biobased isolatiemateriaal en houtbouw’. Daarnaast eisen beeldkwaliteitsplannen vaak ‘niet-duurzame materialen zoals baksteen’. Ook rekenen gemeenten vaak met grondprijzen die te hoog zijn, aangezien duurzame bouw voorlopig nog meer kost.
De Rli benadrukt in haar rapport dat het rijk ambitieuzere milieunormen kan hanteren. Zogenaamd ‘installatiearm’ bouwen wordt niet beloond. ‘In Duitsland wordt op dit moment al rond de 10 procent van alle woningen installatiearm gebouwd’, schrijft de adviesraad. Bedoeld wordt dat woningen zo gebouwd zijn dat voor koeling en verwarming minder apparatuur nodig is. Oplossingen zijn: een ‘thermische schil’ rond de woning, luchtdicht bouwen, een ‘zon-georiënteerd bouwontwerp’, of de aanleg van een balansventilitatie voor af- en toevoer van lucht. Dit komt niet voor in de BENG-eisen, voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen.
GroenLinks en D66 in de fout?
Opvallend is de kritiek van de Rli op de Tweede Kamer. Die maakte kortgeleden een einde aan een korting op de hypotheekrente voor duurzaam gebouwde woningen. Het gaat hier volgens de adviesraad om een wijziging die onderdeel was van een amendement op het Belastingplan 2025 door BBB-Kamerlid Henk Vermeer en VVD’er Wendy van Eijk, met steun van partijen als GroenLinks-PvdA en D66.
Begin dit jaar beschreef de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) de impact van deze wetswijziging: ‘Het directe gevolg hiervan is dat ook de Regeling groenprojecten ophoudt te bestaan en daarmee de stimulering eindigt van investeringen in groene, innovatieve projecten door rentekorting via een groenfinanciering. (…) Het bovenstaande betekent uiteraard een kleinere emissiereductie van CO2 (minder vermeden CO2 uitstoot). Bovendien kan het leiden tot een minder duurzaam materiaal- en grondstoffengebruik.’
Dit signaal staat haaks op de duurzame ambities
Staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen
Kamervragen hierover
In de Eerste Kamer, die het Belastingplan 2025 afgelopen december ook al heeft aangenomen, zijn over dit amendement vragen gekomen van de fracties van GroenLinks-PvdA, ChristenUnie, Volt en Partij voor de Dieren, die afgelopen woensdag door het ministerie van Financiën beantwoord zijn. ‘Dit signaal staat haaks op de duurzame ambities’, erkent staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen van NSC. Maar dat is niet zijn schuld. ‘De afschaffing is echter het gevolg van een door de Tweede Kamer aangenomen amendement.’
Wat zijn de exacte gevolgen?, willen de Eerste Kamer-fracties weten. ‘Het financiële effect is dat ongeveer 1250 investeringen in groene projecten met een totaal projectvermogen van rond 1,6 miljard euro niet meer onder de Regeling groenprojecten in behandeling kunnen worden genomen’, antwoordt de staatssecretaris.
Heroverwegen?
De D66-fractie vraagt zich nu af of het demissionaire kabinet de afschaffing kan heroverwegen, maar die keuze laat de staatssecretaris aan een volgend kabinet.
Van Oostenbruggen onderstreept nog wel wat de groenregeling betekent heeft: ‘De grootste categorie groenprojecten betreft duurzame bouw. In 2023 is in totaal 662 miljoen euro aan bouwprojecten gefinancierd met groenkorting, waarvan 509 euro miljoen nieuwbouwwoningen en 36 miljoen euro transformaties.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.