Bestuurders ondaadkrachtig bij gevaarlijke bedrijven
Toezicht en handhaving faalt, lokale bestuurders blijven lang praten, wachten en boetes uitdelen, stelt de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli)
Het toezicht en de handhaving op de meest risicovolle bedrijven in Nederland schiet ernstig tekort. Dat leidt tot incidenten met grote maatschappelijke gevolgen. Versnippering van toezichthouders (rijk, provincies en gemeenten) is een van de problemen.
Meer daadkracht
Dat blijkt uit een brief van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) aan staatssecretaris Mansveld van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. In het briefadvies 'Veiligheid bij Brzo-bedrijven, verantwoordelijkheid en daadkracht' dringt de Rli aan op meer daadkracht bij de overheid om het toezicht bij risicovolle bedrijven en de handhaving snel te verbeteren.
Meerdere toezichthouders
De Rli constateert dat het toezicht en de handhaving op bedrijven die vallen onder het Besluit risico's zware ongevallen (Brzo), ondanks vele onderzoeken en adviezen in de afgelopen jaren, nog steeds problematisch is. ‘Meerdere toezichthouders -op nationaal (rijks-) en decentraal (provinciaal en gemeentelijk) niveau- kijken met hun eigen blik en veiligheidsnormen naar hetzelfde bedrijf. De coördinatie tussen deze instanties blijkt onvoldoende te werken, dit belemmert adequaat toezicht en handhaving’, aldus de Rli.
Einde aan versnippering met RUD’s
Aan die versnippering moet een einde worden gemaakt. De vorming van zes Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD) speciaal voor Brzo-bedrijven en de bijbehorende afspraken over bijvoorbeeld inspectiemethodieken zijn een stap in de goede richting, vindt de Rli. Zij moeten de kans krijgen om te laten zien dat ze het toezicht kunnen verbeteren. Lukt dat niet, dan moet er een nationale toezichthouder komen voor deze bedrijven, adviseert de Rli. Niels Koeman, als Rli-lid betrokken bij de voorbereiding van het briefadvies, licht toe: ‘De vergunningverlening kan prima decentraal plaatsvinden. Maar bij toezicht en handhaving moet je niet steeds opnieuw discussie hebben over veiligheid versus werkgelegenheid.’
Niet nog maar eens boetes opleggen
Juist vanwege de uiteenlopende lokale belangen, is het voor lokale bestuurders lastig om daadkrachtig op te treden, meent de Rli. Gevaarlijke situaties bij deze bedrijven kunnen een enorme impact hebben op de volksgezondheid en het milieu, zegt Koeman. ‘Als het gaat om mensenlevens, moet je niet te lang praten, wachten, nog maar eens boetes opleggen en kijken of het dan beter gaat.’ Voor een RUD-directeur is het al eenvoudiger om een fabriek te sluiten die de zaken niet goed op orde heeft. Die moet daarvoor dan ook een duidelijk mandaat krijgen. De formele verantwoordelijkheid blijft uiteraard berusten bij een democratisch gekozen bestuur, aldus Koeman.
Gebrek aan kennis en expertise
Het ontbreekt gemeenten en regionale milieudiensten vaak ook aan kennis en expertise voor het vereiste toezicht. Tegelijkertijd constateert de Rli dat inspecteurs vaak jarenlang bij dezelfde bedrijven komen, waardoor een te nauwe band ontstaan tussen inspecteurs en ‘hun’ bedrijven. Ook op die twee punten kunnen de zes brzo-RUD’s een oplossing bieden.
Onderscheid interne en externe veiligheid opheffen
Tot slot wijst de Rli op het onderscheid tussen interne veiligheid (arbeidsomstandigheden) en externe veiligheid (milieu). Voor zowel toezichthouders als bedrijven is het lastig dat zij te maken hebben met arbowetgeving, milieunormen en de eisen die de veiligheidsregio stelt, licht Koeman toe. Soms zijn die regels tegenstrijdig. Dat onderscheid zou daarom in de regelgeving moeten worden opgeheven. Dat kan in de Omgevingswet, of een nieuwe Wet op de fysieke veiligheid, aldus de Rli.
Alles, en dus ook de Volksgezondheid, wordt daar 100% aan ondergeschikt gemaakt.
Flipper