Afgelopen juli keerde de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zich af van de Wet versterking regie volkshuisvesting, die net door de Tweede Kamer was aangenomen. Drie amendementen van Kamerleden staken de koepel als graten in de keel. Opvallend genoeg meldt minister Mona Keijzer van Volkshuisvesting nu dat twee van de drie amendementen geen doorgang kunnen vinden.
Het ene amendement discrimineert, het andere klopt niet
Minister Keijzer zegt weinig te kunnen met twee van de amendementen op de Wet Versterking regie volkshuisvesting waarover VNG struikelde.

Statushouders
Het gaat om een amendement van PVV-Kamerlid Jeremy Mooiman, en een amendement van ChristenUnie, VVD, NSC en D66.
De eerste wetswijziging moest regelen dat mensen met een verblijfsvergunning op geen enkele wijze met urgentie een sociale huurwoning kunnen krijgen. De reden waarom Mooiman dit amendement indiende, was dat hij geen vertrouwen heeft in een wetsvoorstel van minister Keijzer zelf, dat in september een advies krijgt van de Raad van State. Dit wetsvoorstel regelt dat niemand op basis van alleen diens statushouderschap met urgentie een woning van een gemeente mag krijgen. Mooiman verwacht dat sommigen gemeentebesturen dit verbod zullen omzeilen door statushouders via een andere urgentiecategorie alsnog voorrang te geven.
Discriminerend
Direct was al duidelijk dat dit amendement discriminerend zou zijn.
Inderdaad schrijft Keijzer dat het op dat punt in strijd is met artikel 1 van de Grondwet en artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Haar eigen wetsvoorstel, zo schrijft ze, heeft als doel ‘de positie van statushouders te normaliseren en gelijk te stellen met die van andere Nederlandse woningzoekenden, niet om hen en alle andere mensen die op basis van een verblijfsvergunning in Nederland mogen zijn structureel achter te stellen.’ Met dit laatste duidt ze het verschil met het PVV-amendement.
Fatale termijn
Een ander amendement waar VNG tegen te hoop liep, stuurt op een ‘fatale termijn’ voor gemeenten bij de behandeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning ‘voor een bouwactiviteit’. De wetswijziging moet mogelijk maken dat de minister van VRO binnen drie maanden na overschrijding van de beslistermijn de bestuurlijke bevoegdheid naar zich toe kan trekken. Dit is bedoeld om bestuurlijke impasses rond woningbouw te doorbreken. ‘Als medeoverheden er onderling niet uitkomen, kan de minister in het uiterste geval locaties aanwijzen’, stond in de toelichting.
Minister Keijzer schrijft nu dat dit amendement niet zou kloppen. Sinds de invoering van de Omgevingswet gaat het bij een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit puur om een bouwtechnische toets. Is die in orde, dan is een gemeente verplicht de vergunning af te geven. Moet een bestuurlijke impasse doorbroken worden, dan bevindt het springende punt zich in de fase vóór deze aanvraag, aldus de minister. Ze voegt toe: ‘Bij een bestuurlijke patstelling beschik ik al over de bevoegdheid om via een instructiebesluit op grond van de Omgevingswet een locatie aan te wijzen voor woningbouw. Dit bevat de dwingende opdracht aan de gemeente daarvoor het omgevingsplan aan te passen.’
Deadline al gemist
De minister wilde niet, zoals Eerste Kamerleden hadden gevraagd, een advies over de amendementen inwinnen bij de Raad van State. Dat kost volgens haar te veel tijd, zonder dat de meerwaarde duidelijk is. Ze zit met het probleem dat de Wet versterking regie volkshuisvesting al op 1 juli aangenomen had moeten worden, omdat de wet verbonden is aan de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF), oftewel het Europese coronafonds. Op basis van meerdere beleidsplannen kan Nederland uit dit fonds 5,4 miljard euro krijgen. Maar worden deadlines niet gehaald, dan wordt er gekort. ‘Deze korting kan oplopen tot 600 miljoen euro per niet (volledig en tijdig) behaalde mijlpaal of doelstelling’, stond in de voorjaarsnota.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.