Deze ambitie wordt in deze bundel opstellen misschien niet helemaal waargemaakt. Het boek dat oud-wethouder en voormalig raadslid Jeroen Saris met enkele medewerkers van zijn eigen creatieve onderneming de Stad bv heeft samengevat, bevat wel een zeer lezenswaardige en gedetailleerde beschrijving van zeven ‘proeftuinen van de creatieve economie’. De bundel is bovendien mooi vormgegeven en doorspekt met beeldende illustraties van de mensen waar het in dit boek om draait: de startende ondernemers die de kern vormen van de nieuwe creatieve economie.
Nieuwe metaforen voor oude ideeën
Wat tot voor kort een ‘netwerk’ van bevlogen onderzoekers en mensen uit de praktijk zou worden genoemd, heet tegenwoordig een…
De meest informatieve gedeelten zijn de beschrijvingen van de aanpak van gebouwen en gebieden in de zes steden waarin de creatieve economie is neergeslagen. Daaruit blijkt dat dit met veel vallen en opstaan is gepaard gegaan en het toeval vaak een belangrijke rol heeft gespeeld.
Modestad
Uiteenlopende betrokkenen - zoals een ambtenaar, corporatiedirecteur, procesmanager en projectontwikkelaar - komen aan het woord over het ontwikkelen van de creatieve economie in hun eigen stad of gebied. De projecten die worden belicht zijn het NDSM-terrein in Amsterdam- Noord, het Coolhaveneiland in Rotterdam, het Hazemeyer complex in Hengelo, het Oliemolenkwartier in Amersfoort, de ontwikkeling van de creatieve industrie rond mode in de binnenstad van Arnhem, het Olympisch Stadion en omgeving in Amsterdam en het Huis van de Communicatie (in de gebouwen van een voormalige meelfabriek en textielfabriek) in Leiden.
De auteurs hebben een lofwaardige poging gedaan om uit deze ervaringen een samenhangende analyse te destilleren van de ontwikkelingsgang van deze projecten en van de wijze waarop coalities zijn gevormd om de projecten te realiseren. Daarbij trekken zij een aantal conclusies in de vorm van lessen die zijn bedoeld voor stadsbestuurders en marktpartijen die zich voornemen in hun eigen stad de creatieve economie te stimuleren of tot bloei te laten komen. De belangrijkste aanbeveling is dat je ruimte moet scheppen om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. De creatieven vullen die plekken verder zelf wel in; je moet niet alles willen plannen en regelen, maar vooral voorwaarden scheppen. De vestigingsplaatsen voor de creatieve economie zijn overigens niet altijd van tevoren te bepalen.
Wel interessant is het onderscheid dat wordt gemaakt tussen broedplaatsen (waar de nieuwe ideeën worden ontwikkeld) , creatieve werkplaatsen (de pogingen om er producten en diensten van te maken), productiemilieus (de gebieden waar de productie op grotere schaal plaats vindt) en transactiemilieus ( de plekken waar die producten op de markt worden gebracht en verhandeld). Aan de hand van de beschrijving van het ontwikkelingsproces in en rond de Arnhemse binnenstad wordt duidelijk gemaakt hoe een combinatie van onderwijsinstellingen, kunst en cultuur en creatieve bedrijvigheid Arnhem Modestad ontwikkeld heeft.
Jean Baptiste Benraad (directeur Stadswonen in Rotterdam) laat zien waarom het milieu van de Zuidas in Rotterdam ondanks allerlei kunstgrepen minder geschikt is voor het ontstaan van een creatieve economie dan het Coolhaveneiland, waar de koppeling aan creatieve kennis- en onderwijsinstellingen veel vanzelfsprekender verloopt.
Waardevermeerdering
In de publicatie wordt ook een poging gedaan om duidelijk te maken onder welke condities synergie is te bewerkstelligen tussen de creatieve beroepen en bedrijfjes (kunstenaars, ontwerpers) en commerciële partijen die meer marktgericht denken. Er worden enkele voorbeelden gegeven van de wijze waarop deze nieuwe vormen van bedrijvigheid een bijdrage kunnen leveren aan de herontwikkeling van wijken die met achteruitgang worden bedreigd. Juist deze ‘probleemwijken’ oefenen aantrekkingskracht uit op beginnende ondernemers en kunstenaars vanwege hun lage kostenniveau van huren en productiefactoren.
Een apart hoofdstuk is gewijd aan financiële aspecten van de creatieve economie in relatie tot de locaties waar deze zich kunnen ontwikkelen. Uit recente onderzoeken van onder meer ABF Research wordt duidelijk dat hergebruik van monumenten en industrieel erfgoed kan leiden tot een aanzienlijke waardevermeerdering van onroerend goed en locaties in de omgeving van karakteristieke hergebruikprojecten. Voorbeelden zoals het Olympisch Stadion en de Westergasfabriek in Amsterdam bevestigen deze onderzoeksresultaten. Terecht wordt de vraag opgeworpen of en hoe deze waardestijgingen ten goede kan komen aan de sociale stijging die wenselijk is voor de oorspronkelijke inwoners van deze gebieden.
Een kanttekening die ik bij deze uitgave wil plaatsen, is dat het concept creatieve economie op weg is al evenzeer een hype te worden als dat van de creatieve stad. Een meer precieze omschrijving van de onderdelen waaruit die economie nu feitelijk bestaat, is op zijn plaats. Maar misschien is dat pas mogelijk als de hype er van af is.
Eisse Kalk is directeur van Agora Europa en coördinator van de campagne Nieuw Leven voor oude gebouwen in de stad Amsterdam.
Jeroen Saris, Simon van Dommelen, Tamara Metze (De Stad bv), Nieuwe ideeën voor oude gebouwen. Creatieve economie en stedelijke herontwikkeling, Nai Uitgevers, Rotterdam 2008, ISBN 978-90-5662- 449-1, € 34,50.