Advertentie
financiën / Column

Ongelijke behandeling bij niet-vervolgen Paul Tang

Tweede Kamerlid Paul Tang lekte begrotingsstukken naar RTL Nieuws en werd daarvoor stevig op de vingers getikt door fractie en Kamer. Of het tot een strafvervolging komt, is nog niet beslist.

02 oktober 2009

In de gemeente Ede schond een raadslid de geheimhoudingsplicht omdat hij citeerde uit vertrouwelijke stukken die per ongeluk op de gemeentelijke website waren gezet. Dit lekken gebeurde in een vergadering van de gemeenteraad, waardoor de vraag zich opdringt of immuniteit hier voorrang heeft, of de geheimhoudingsplicht.

 

Domineert de immuniteit dan is strafbaarheid uitgesloten. In tal van andere gevallen hebben schendingen van de geheimhoudingsplicht tot veroordelingen geleid. Waar vroeger dit type schendingen door het Openbaar Ministerie nauwelijks werd opgepakt en ook de aangiftebereidheid gering was, is daar recent aanzienlijke verandering in gekomen. Evidente schendingen leiden tot aangiftes door de bestuurlijke autoriteiten en het OM laat die niet meer lopen.

 

De eerste vraag die zich opdringt is of een strafbaarheidsdifferrentiatie tussen het nationale en het decentrale niveau acceptabel is. Dat is uiteraard niet het geval. Indien een Tweede Kamerlid bij schending van de geheimhouding gemakkelijk buiten vervolging blijft, terwijl volksvertegenwoordigers in gemeente en provincie met vervolging en veroordelingen worden geconfronteerd, dan is dat natuurlijk een blamerende toestand.

 

Welke redenen en argumenten er ook mogen zijn om een aangifte tegen Kamerlid Tang achterwege te laten, het resultaat daarvan is uiterst onwenselijk en moet aanleiding zijn om deze differentiatie tussen nationaal en decentraal meteen op te heffen.

 

Gebeurt dat niet, dan zal in tal van toekomstige procedures worden verwezen naar deze evident ongelijke behandeling, waardoor ook het decentrale geheimhoudingsregime hevige schade gaat ondervinden. Er zijn echter omstandigheden waar de geheimhouding wel behoort te wijken en dat heeft te maken met de immuniteitsregel.

 

Indien een volksvertegenwoordiger geheime informatie lekt in vergaderingen van de volksvertegenwoordiging en zich daarbij beroept op de immuniteit, dan is het de vraag of dit een strafbaarheid kan stuiten. Het antwoord is bevestigend, zowel voor het nationale als het decentrale niveau. Er zijn geen wettelijke voorschriften die een beperking inhouden van de gerechtelijke onvervolgbaarheid voor volksvertegenwoordigers. Alle pogingen in het verleden deze te introduceren zijn mislukt.

 

Concreet betekent dit dat bij schending van geheimhouding voorzitter en raad via ordemaatregelen het raadslid tot de orde kunnen roepen, maar niet over de mogelijkheid beschikken om te bevorderen dat in rechte tegen deze schending wordt opgetreden. Vooral nu in het verleden uitdrukkelijk een schending van de geheimhouding als beperking van de immuniteit is afgewezen, kan onomstotelijk worden geconcludeerd dat de immuniteit in alle opzichten domineert boven het geheimhoudingsregime.

 

Immuniteit betekent niet dat een volksvertegenwoordiger ‘straffeloos’ allerlei plichten, waaronder de geheimhoudingsplicht, kan schenden. Immuniteit betekent enkel dat het ene regime - dat van strafrechtelijke en civielrechtelijke aansprakelijkheid - is vervangen door het orderegime van de volksvertegenwoordiging. In dat orderegime zijn diverse instrumenten aanwezig om een volksvertegenwoordiger die wettelijke regels schendt, zich beledigend uitlaat of anderszins aanstoot geeft, tot de orde te roepen.

 

In het uiterste geval - indien minder vergaande maatregelen geen effect hebben gehad - kan een volksvertegenwoordiger voor een bepaalde periode de toegang tot de vergadering worden ontzegd. Verwijdering is het uiterste middel om obstructie tegen te gaan, maar omdat de weg via de rechter is afgesloten kan dit instrument ook worden ingezet om de (structurele) schending van plichten, waaronder de geheimhouding, af te dwingen.

 

Douwe Jan Elzinga is hoogleraar Staatsrecht aan de RU Groningen

 

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

P.J.Molendijk / Velsen
Elzinga besteedt terecht aandacht aan de strafrechtelijke gevolgen van het handelen van Tang, die stukken uit de rijksbegroting naar de pers lekte. Hij (en hij niet alleen) laat evenwel de politieke zijde van de zaak onbesproken. Daar heb ik de fractie van de PvdA de afgelopen weken herhaaldelijk op gewezen, zonder overigens enige reactie (zelfs geen bericht van ontvangst) te krijgen.

Tang heeft zich onbetrouwbaar getoond en hij heeft in strijd met de zogenaamde erecode van de PvdA gehandeld. Dat is niet zo maar een ‘stomme streek’( partijleider Bos), dat is handelen dat het vertrouwen in de politiek fundamenteel ondermijnt en de kloof tussen politiek en kiezers vergroot. Het gaat niet over de vraag of Tang een bekwaam Kamerlid (Bos) is. Het gaat over zijn geschiktheid.

Tang heeft laten blijken volkomen ongeschikt te zijn voor het Kamerlidmaatschap. Dat is de essentie van de zaak. De PvdA dient in ieder geval die geschiktheid aan de orde te stellen. Daar zijn geen ingewikkeldheden voor nodig. Dat kan op ieder moment gebeuren en dat had natuurlijk allang gebeurd moeten zijn. De PvdA heeft daartoe een beproefd middel.

De fractievoorzitter kan Tang per e-mail uitnodigen voor een gesprek. In dat gesprek (waar Tang tot zijn verrassing ook de partijleider en de partijvoorzitter aantreft) kan hem worden medegedeeld, dat hij het vertrouwen van de partij en de fractie heeft verloren. En dat hij wordt uitgenodigd zijn Kamerzetel ter beschikking te stellen. Wat hij dan ook prompt doet. Om geen tijd te verliezen kan de PvdA nu reeds zijn opvolger uitnodigen zich warm te lopen. En ook daarna kan er zo nodig door het presidium van de Kamer een strafrechtelijke vervolging aanhangig worden gemaakt.
Advertentie