Vrijwel alle provincies hebben ambities op papier gezet over het gewenste aandeel hernieuwbare energie in hun totale energieverbruik, te bereiken energiebesparing en CO2-reductie. Maar in hoeverre ze op koers liggen, valt nauwelijks te zeggen. De einddoelen liggen doorgaans ver in de toekomst en tussendoelen ontbreken.
Tussendoelen helpen provincies bij energietransitie
Waar staan de provincies als het gaat om de voortgang van de energietransitie? De provinciale rekenkamers wilden dat in een vergelijkend…
Waar staan de provincies als het gaat om de voortgang van de energietransitie? De provinciale rekenkamers wilden dat in een vergelijkend onderzoek in beeld brengen. Vorige week publiceerden ze het resultaat. Eruit blijkt dat alle provincies er weliswaar mee aan de slag zijn, maar dat er in feite weinig harde prestatiegegevens zijn hoever ze zijn richting einddoel. Daarbij: de meest recente gegevens stammen uit 2016.
Opwekking
Aan ambities lijkt weinig of geen gebrek. Zo hebben alle provincies ze geformuleerd voor het aandeel hernieuwbare energie. Met uitzondering van Drenthe en Flevoland hebben alle provincies ambities ten aanzien van energiebesparing. En acht van de twaalf provincies hebben ambities voor CO2-reductie opgesteld. Friesland en Groningen kiezen voor een verdergaande doelstelling op het gebied van hernieuwbare energie. Utrecht en Zuid-Holland hebben aangegeven dat de landelijke afspraak ten aanzien van hernieuwbare opwekking (14 procent in 2020) in hun provincie niet haalbaar is, onder andere als gevolg van de sterke verstedelijking; dat zou ze minder geschikt maken voor de productie van hernieuwbare energie.
Concrete tussendoelen
De conclusie van de rekenkamers is dat alle provincies, behalve Flevoland, voor een enorme uitdaging staan om in 2020 aan 14 procent opgewekte hernieuwbare energie te komen. Aandacht voor de haalbaarheid van ambitieuze doelstellingen voor opwekking van hernieuwbare energie op de lange termijn (2040/2050) is volgens hen belangrijk. Wat dan helpt, is als er concrete tussendoelen zijn voor de relatief korte termijn. En juist die ontbreken nogal eens. Zo hebben Drenthe, Gelderland, Brabant en Utrecht geen tussendoelen geformuleerd: ze richten zich voor de opwekking van hernieuwbare energie op 2050, of op 2040.
Behapbare opgave
De rekenkamers adviseren elke vijf jaar een ijkpunt te formuleren. Hetzelfde geldt voor de doelstellingen op het gebied van energiebesparing en CO2-reductie. Tussendoelen zorgen er voor dat de opgave ‘concreet en behapbaar wordt.’ En aan de hand ervan kan de vinger aan de pols worden gehouden. Tussendoelen zijn volgens Karen IJssels, projectleider van het rekenkameronderzoek, nodig om te kunnen zien hoever provincies zijn richting einddoel. ‘Op basis daarvan kan er door Provinciale Staten politiek worden bijgestuurd’, zegt Nellie Verbugt, voorzitter van de Zuidelijke Rekenkamer en van dit onderzoek. ‘De stip op de horizon ligt nu te ver weg.’
Lees het volledige artikel in Binnenlands Bestuur nr. 24 van deze week (inlog)