Burgers maken nauwelijks gebruik van het recht dat ze hebben op inzage en correctie van hun persoonsgegevens. Ook maken ze vrijwel geen procedures aanhangig over hun privacy. Dat concluderen onderzoekers van de Universiteit Groningen en de onderzoeksbureaus Pro-Facto en De Jong Beleidsadvies in in een in opdracht van het ministerie van Justitie gevoerd onderzoek.
Privacywet leeft niet bij burger
Burgers vragen nauwelijks om inzage of correctie van hun persoonsgegevens.
In het rapport ‘Wat niet weet, wat niet deert’, dat minister Hirsch Ballin vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd, merken de onderzoekers op hoe opvallend het is dat slechts één op de drie organisaties wel eens met een verzoek om inzage te maken heeft gehad. Verzoeken om correctie en aanvulling komen iets vaker voor (bij een op de vijf regelmatig, bij de helft soms, bij een op de vijf nooit). Het kostte grote moeite betrokkenen te vinden die hebben geklaagd of geprocedeerd over de toepassing van de Wet Bescherming Persoonsgegevens.
Er is ook weinig jurisprudentie over de wet, die in de praktijk lastig te hanteren is. Die onbekendheid is volgens de onderzoekers de belangrijkste reden voor de desinteresse in het inzage- en correctierecht. Kortom: de privacywet leeft niet erg.
De ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken zullen komend voorjaar reageren op het rapport. (FBL)
