Het plafond voor de prijs van een rijbewijs komt er op verzoek van verkeersminister Eurlings (CDA). Hij diende bij Binnenlandse Zaken een officieel verzoek in voor zo’n maximum tarief. Staatssecretaris Bijleveld (CDA) van Binnenlandse Zaken deze week heeft toegezegd zo’n voor alle gemeenten geldend maximum tarief te willen instellen. Zij vindt het volgens een woordvoerder niet uit te leggen dat gemeenten voor een nationaal rijksdocument zulke verschillende bedragen in rekening brengen.
Rijk legt vaste prijs voor rijbewijs op
De prijs van een rijbewijs komt wettelijk vast te liggen. Binnenlandse Zaken gaat gemeenten een maximum tarief voorschrijven.
Voor paspoorten geldt zo’n maximum al. Ook dat kwam er uit onvrede met de hoge tarieven die sommige gemeenten vroegen. De gemeenten staan afwijzend tegen zo’n maximumtarief. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft officieel nog niets te horen gekregen over het invoeren van een vaste prijs. ‘Wij ook zien geen reden de gemeentelijke autonomie op dit vlak in te perken’, aldus een zegsman van de VNG. ‘De wet schrijft voor dat we kostendekkend mogen zijn. Er is nergens sprake van het maken van winst.’ De kosten kunnen in bepaalde gevallen hoger zijn omdat er meer service wordt geboden door bijvoorbeeld avondopenstelling van de balie voor rijbewijsafgifte.
Eurlings had gemeenten die teveel geld vroegen voor rijbewijzen, een jaar de tijd gegeven om hun tarieven te laten zakken. Weinig gemeenten gaven daar gehoor aan, zo blijkt uit recent onderzoek onder 36 grote gemeenten. De prijsverschillen blijven dit jaar onverminderd groot.
Zo vraagt Deventer 63 euro voor een rijbewijs, Venlo de helft minder. Gemiddeld rekenen de grote gemeenten 45 euro voor een rijbewijs. Wordt gekeken naar de gemiddelde prijs van alle gemeenten, dan ligt de prijs rond 37 euro - althans vorig jaar. De VNG zal er bij het ministerie van Binnenlandse Zaken op aandringen, dat als er een maximumprijs moet komen, deze op een niveau ligt waarop gemeenten mee uit de voeten kunnen.
Minister Eurlings moet volgens Binnenlandse Zaken aangeven welke éénheidsprijs hij in gedachten heeft. Zijn voorganger, Karla Peijs, noemde in 2006 al een bedrag van 34 euro. Bij het eerstvolgende bestuurlijke en financiële overleg tussen rijk en gemeenten, op 1 april, licht staatssecretaris Bijleveld haar voornemen toe.
