Open deuren in het sociaal domein
Open deuren. Dat zou een mooie conclusie kunnen zijn aan het eind van de eerste bijeenkomst van de estafette vernieuwing lokaal bestuur. Veel van de conclusies die door de gespreksleiders werden getrokken leken in eerste instantie voor de hand liggend. Maar niet zo voor de hand liggend dat ze ook daadwerkelijk al overal worden toegepast.
Open deuren. Dat zou een mooie conclusie kunnen zijn aan het eind van de eerste bijeenkomst van de estafette vernieuwing lokaal bestuur. Veel van de conclusies die door de gespreksleiders werden getrokken leken in eerste instantie voor de hand liggend. Maar niet zo voor de hand liggend dat ze ook daadwerkelijk al overal worden toegepast.
Nee, de conclusie ‘open deuren’ heeft hier een andere betekenis. De vernieuwing van het lokaal bestuur en de samenwerking tussen burger en beleid staat of valt ermee. Niet alleen zal de overheid de deuren open moeten stellen voor de burger en op die manier ‘burgerparticipatie’ mogelijk moeten maken, maar ook de burger zal de deuren moeten openstellen voor de overheid om tot ‘overheidsparticipatie’ te komen.
Toch, zo werd duidelijk uit de slotconclusies van de gespreksleiders in Leeuwarden, is er meer nodig dan burger- en overheidsparticipatie om tot een daadwerkelijke samenwerking te komen, zo bleek ook uit de woorden van Boudewijn Steur, programmamanager Versterking Democratie en Bestuur bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. ‘Natuurlijk, het is belangrijk dat je de inwoners bij het beleid betrekt en je als overheid een rol speelt in initiatieven van inwoners. Maar het is vooral belangrijk dat je heel goed nadenkt over de manier waarop je dat doet, de architectuur van het proces. De kaders moeten bekend zijn bij de ambtenaren, bij de raad en het college. Steek daar vooral tijd in.’
Bestaande netwerken
Het betrekken van de inwoners is volgens de programmamanager makkelijker gezegd dan gedaan. Want welke inwoners betrek je? Waar vind je die? ‘Je moet vooral de bestaande netwerken benutten,’ meent Steur. ‘Dat gebeurt nu nog onvoldoende. Vaak worden projecten en initiatieven opgestart alsof er helemaal nog geen netwerken bestaan.’
Vaak stranden goed bedoelde burgerinitiatieven ook omdat er geld voor nodig is om ze draaiend te houden. Maar daar staan dan weer uitgebreide procedures tegenover om iedere uitgave te verantwoorden. Volgens Steur getuigt dat te veel van het denken vanuit de bestaande systeemwereld. ‘Waarom zou je er niet voor zorgen dat er een pot met geld is waaruit initiatieven gefinancierd kunnen worden zonder dat dit een al te zware verantwoordingslast met zich meebrengt. In plaats van een subsidie zou je er een soort sponsorpotje van kunnen maken.’
Frank Speel, programmamanager bij Lokale Democratie in Beweging en beleidsadviseur lokale democratie bij de VNG, trad op als gespreksleider bij de deelsessie rondom het armoedepact Leeuwarden. Deze tafel kwam tot de conclusie dat het van groot belang is mensen niet als probleem te benaderen, maar juist de positieve kanten te benadrukken. Waar liggen de kansen? Hoe kunnen niet alleen de schulden worden weggewerkt, maar welke mogelijkheden opent dit voor een toekomstig bestaan? Daarbij is het volgens Speel van groot belang dat je de geboden ondersteuning laagdrempelig is. ‘Ga naar het huis van mensen, houd geen gesprekken in een kantoor. Laat mensen niet voor alle verschillende vormen van ondersteuning verschillende formulieren invullen. En houd vooral rekening met laaggeletterden.’
Wanneer een initiatief van burgers succesvol is klinken er al gauw oproepen als ‘uitrollen over alle gemeenten’ of ‘voorbeeldproject’. Daar moet je mee uitkijken, zo concludeerde de gesprekstafel rondom de Dorpscoöperatie in Hollandscheveld. Gespreksleider Thomas Hessels, projectleider right to challenge bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: ‘Een initiatief als dit is niet zomaar dupliceerbaar. Als je er een ‘best practice’ van maakt, zul je zien dat je er vooral één les uit kunt trekken, en dat is dat het vanuit de bewoners zelf moet komen. De tweede les is dat de gemeente er vervolgens op aan moet sluiten. In Hollandscheveld deed de gemeente dat in eerste instantie schoorvoetend. De vrijwilligers van de Dorpscoöperatie hebben de realisatie van hun initiatief, zeker in het begin, moeten afdwingen bij de gemeente.’
Derde les is volgens Hessels dan ook dat de gemeente zich moet aansluiten bij wat de mensen willen, maar dat het bestuur daar best wat grotere stappen in mag zetten.’
Ieder zijn rol
Het is een bekend probleem. Als jongeren in de jeugdhulpverlening de 18 jarige leeftijd bereiken, stopt de jeugdzorg en zijn ze aangewezen op voorzieningen vanuit de Wmo. Onder leiding van Olger van Dijk, hoofd van de afdeling Politieke Ambtsdragers en Weerbaar Bestuur bij het ministerie van BZK, werd gediscussieerd over hoe de gemeente Deurne haar sociaal beleid herijkte en welke lessen daaruit getrokken kunnen worden. De gemeente stelde zich tot doel het gat in de communicatie te dichten door op huisbezoek te gaan bij de gezinnen en jongerenlunches te organiseren. Al snel constateerde de gemeente een afname in het aantal klachten, al waren er wel kanttekeningen bij de meetbaarheid daarvan. ‘Om de interactie tussen de burger en de overheid te verbeteren is het vooral van belang om de organisatie goed neer te zetten’, zegt Olger van Dijk. ‘Iedereen moet zijn rol kennen: de gemeenteraad moet vanaf het begin betrokken zijn, maar alleen kaderstellend. Het management en de medewerkers moeten het doen, maar het management moet niet tot op detail willen sturen. Geef medewerkers vooral de ruimte.’
Het toverwoord is volgens Van Dijk: attitude. ‘Echt luisteren naar mensen. Op zoek gaan naar wat echt het probleem is. Heb je een probleem omdat je geen scootmobiel hebt of omdat je kampt met verminderde mobiliteit? Het als dat laatste het geval is, is een scootmobiel dan de oplossing of zijn er betere oplossingen te bedenken? Bij de interactie tussen burger en gemeente gaat het om de inhoud van het gesprek, niet om wat je van mensen wilt.’
Ook Van Dijk geeft daarbij aan dat het moeilijk is om niet alleen de usual suspects te bereiken wanneer je samen met de burger tot initiatieven wilt komen. Maar niet onoverkomelijk, het vergt alleen net een stapje meer. ‘Ga gewoon op zoek naar netwerken. Bij de kapper, bij de voetbalclub, rond het schoolplein. Daar vind je ze echt.’
Geluk als sturend thema
Hans Kennepohl, projectsecretaris bij het Nederlands Gesprek Centrum, ziet nog meer mogelijkheden om als overheid met de burger in contact te treden. Zo gingen de vrijwilligers van de Dream Karavaan koffie drinken in de plaatselijke supermarkt om mensen te bereiken en bezorgen ze medicijnen van de apotheek aan huis: een uitgelezen kans om te blijven hangen voor een praatje. ‘Want naast functies als voorlichting, draait het bij de Karavaan om het bereiken van mensen die anders niet bereikt worden, in een open sfeer waarin de nadruk niet in eerste instantie ligt op problemen’, verduidelijkt Kennepohl.
Het grootste belang van dit soort projecten is dat ze preventief kunnen werken door vroegsignalering van problemen. Dat levert niet alleen een financiële besparing op, maar vroeg ingrijpen verbetert ook de effectiviteit van interventies. Andere conclusies van deze gesprekstafel luiden: stuur meer op kwaliteit dan kwantiteit en ga in het beleid uit van geluk als sturend thema. Doe als overheid vooral ook aan verwachtingsmanagement. En vooral: ga niet opnieuw het wiel uitvinden maar waardeer als overheid wat er allemaal al aan initiatieven is.
De discussietafel onder leiding van veranderkundige Pauline Zwart – met als centrale thema de Dream Machine van Dirk Willem Postma, kwam tot de slotsom dat gemeenten soms bang zijn om naar de dromen van mensen te vragen. ‘Straks vragen ze nog een tweede huis of een cruise’. Maar die angst blijkt altijd weer onterecht. Mensen willen hele gewone dingen, zegt Postma. Het probleem in het sociaal domein is volgens hem dat het is opgedeeld in ‘stukjes aanbod’, die moeten aansluiten bij ‘stukjes vraag’. Dat belemmert dat je daadwerkelijk naar mensen kunt luisteren en hun dromen kunt ophalen. ‘Het gaat gewoon om luisteren. Niet om het zoveelste onderzoek op te starten naar wat mensen willen.’
Bij de discussietafel rondom Alliantie Wmo, een samenwerkingsverband van vrijwilligersorganisaties en zorginstellingen die samen de Wmo uitvoeren, ging het gesprek met name over de organisatie van de dagbesteding in Leeuwarden. Acht ‘kernmensen’ werden uitgenodigd om met oplossingen te komen buiten de gebaande paden. De conclusie? ‘Laat los wat je denkt dat je weet en wat je denk dat mogelijk of onmogelijk is.’
Gespreksleider Elfride Willemse, beleidsmedewerker binnen het programma versterking lokale democratie en bestuur’ bij het ministerie van BZK : ‘De uitkomst hoeft niet altijd innovatief te zijn, maar als het een proces op gang brengt van betrokkenheid, energie en innovatie, dan is er al veel gewonnen. Het kan zijn dat er uiteindelijk oplossingen worden bedacht die al bestaan, bijvoorbeeld in een andere gemeente. Dat is geen probleem. Zo bleek de vorm van samenwerking die hier tot stand werd gebracht voor een deel al te bestaan in Alphen aan den Rijn. Die gemeente heeft hier een presentatie gehouden.’
‘Er zijn meerdere vormen van burgerbetrokkenheid. Bij allemaal is een structuur nodig. Maar staar je niet blind op de structuur, maar let ook vooral op wat er uit de structuur naar voren komt’, besluit Willemse.
Ambtenaar als integralist
De ambtenaar moet integralist worden, besluit dagvoorzitter Elisabeth van den Hoogen, die de discussietafel rondom de participatieraad in de IJmondgemeenten voorzat. Haar opmerking dat het lokaal bestuur inwoners vooral niet moet zien als klanten maar als partners, ontlokt applaus.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.