Maximaal vier referenda tegelijk en nooit een nationaal referendum samen met de provinciale staten- en waterschapsverkiezingen, omdat dit al gecombineerde verkiezingen zijn. Dat zijn twee keuzes die het demissionaire kabinet heeft gemaakt voor de uitvoeringswet van het bindend correctief referendum, staat in een hoofdlijnenbrief.
Maximaal vier nationale referenda tegelijk
Een nationaal referendum mag niet tegelijk zijn met provinciale staten- en waterschapsverkiezingen en er mogen er maximaal 4 tegelijk zijn.

Goede balans
Een andere keuze gaat over het benodigd aantal mensen dat een referendum kan aanvragen. Eerst moeten 5.000 mensen een verzoek indienen tot het organiseren van een referendum. Daarna moet het definitieve verzoek binnen acht weken door 400.000 mensen worden ondersteund om het referendum daadwerkelijk te laten plaatsvinden. Het kabinet sluit hiermee aan bij de het advies van de Staatscommissie parlementair stelsel. Dit aantal zou een goede balans zijn tussen ‘niet te lichtvaardig’ en ‘niet praktisch onmogelijk’, schrijft Frank Rijkaart, demissionair minister van BZK.
Uitkomstdrempel: 33,33 procent
Om de geldigheid van de uitslag van het referendum te bepalen kiest het demissionaire kabinet voor een zogenaamde uitkomstdrempel: de meerderheid moet een vooraf bepaald aantal stemmen weten te halen. Voor het nationale referendum wordt dit nu vastgesteld op een derde van alle stemgerechtigden. Hiermee zou er een balans zijn tussen representativiteit en haalbaarheid van het referendum. Over de uitkomstdrempel voor decentrale referenda neemt het kabinet nog geen besluit. Dat gaat in overleg met de decentrale koepels. De VNG had hierom gevraagd, aangezien de vereniging er in mei een enquête over heeft uitgezet onder bestuurders en raadsleden en de resultaten eerst wil bespreken met de eigen achterban.
De inschatting is dat het organiseren van een referendum, zonder dat er een andere verkiezing is, neerkomt op 50 tot 70 miljoen euro
Gedegen wet
Begin dit jaar besloot de Tweede Kamer dat het bindend correctief referendum mogelijk moet worden door het wijzigen van de Grondwet. De Eerste Kamer moet zich nog over deze vraag buigen. De hoofdlijnenbrief moet duidelijk maken hoe het kabinet dit in de praktijk wil brengen. Nederlanders moeten meer invloed krijgen op wetgeving en met het referendum kunnen zij zich uitspreken vóór of tegen een wetsvoorstel dat al is aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer. ‘Tegelijk moeten we zorgen dat dit gedegen kan, om te voorkomen dat we te gemakkelijk naar dit middel grijpen’, aldus Rijkaart die overigens alle vereiste uitvoeringswetgeving in één wetsvoorstel opneemt dat beide Kamers dan nog met een twee derde meerderheid zullen moeten aannemen.
Tientallen miljoenen
Die uitvoeringswet kan pas in werking treden als er ‘adequate financiële dekking’ is, schrijft Rijkaart. Voor het organiseren van een referendum zijn er structurele kosten en organisatiekosten. Rijkaart wijst erop dat het regeerprogramma maar in een beperkte structurele bijdrage van 2 miljoen euro vanaf 2025 voorziet om structurele kosten van een referendum te dekken. Tijdens de behandeling van het grondwetsvoorstel zijn er vooralsnog geen concrete voorstellen gedaan voor de dekking van de organisatiekosten. Wel duidelijk is dat de kosten per referendum aanzienlijk hoger zullen zijn dan die van de raadgevende referenda in 2016 en 2018. De inschatting is dat het organiseren van een referendum, zonder dat er een andere verkiezing is, neerkomt op 50 tot 70 miljoen euro. Mocht er een andere verkiezing zijn, dan komen de kosten neer op 15 tot 25 miljoen.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.