Kansloos onderzoek integriteit? Niet aan beginnen
Op voorhand kansloos integriteitsonderzoek moet worden vermeden. De schade is qua kosten en reputatie vrijwel altijd groter dan de opbrengst. Dat stelt adviseur integriteitsonderzoek politieke ambtsdragers Hans Groot namens het BIOS (Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector) in het vandaag gepresenteerde jaarboek.
Op voorhand kansloos integriteitsonderzoek moet worden vermeden. De schade is qua kosten en reputatie vrijwel altijd groter dan de opbrengst.
Stevige schouders
Dat stelt adviseur integriteitsonderzoek politieke ambtsdragers Hans Groot namens het BIOS (Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector) in het vandaag gepresenteerde jaarboek. In de praktijk ziet Groot nog te vaak dat beslissers toch opdracht geven tot een onderzoek, terwijl de kans op het vinden van de dader(s) op voorhand nihil lijkt. Dat gebeurt dan onder druk van de media, burgers en belanghebbenden die een krachtdadig optreden eisen. ‘Het vergt stevige schouders om hier niet in mee te gaan’, stelt hij. ‘Raadzamer is als beslisser te communiceren dat je de kwestie gaat afpellen, daarbij adviseurs gaat betrekken en eventueel mediation niet uit te sluiten. Zo creëer je op voorhand ook niet al te hoge verwachtingen.’
Pechvogel
‘Het is belangrijk om in de voorfase te bedenken of er niet ook nog iets anders aan de hand is. Hangt het gedrag of handelen misschien samen met iets wat meer op een cultuurprobleem lijkt? Dan zijn andere of aanvullende middelen meer geschikt, zoals een risicoanalyse of een cultuurscan. Het lijkt erop dat ook culturele aspecten binnen organisaties medebepalend kunnen zijn voor normoverschrijdend gedrag. Als het gaat om een cultuurprobleem, is uitgebreid onderzoek naar een toevallig voorliggende casus niet de enige noch een duurzame oplossing. Dan wordt enkel de pechvogel gestraft die tegen de lamp liep.’
Imagoschade
Een beslisser moet verder rekening houden met de te verwachten publicitaire gevolgen en eventuele imagoschade. Bovendien kunnen er soms beperkte mogelijkheden zijn om een effectieve follow-up aan een onderzoek te geven, zoals bij kansloos onderzoek naar het lekken van vertrouwelijke informatie. Als dat geen generaal preventief doel dient en alleen wordt ingegeven door de wens van het bevoegd gezag, kan het volgens hem maar beter achterwege blijven. Dergelijk onderzoek heeft in de woorden van Groot vaak veel weg van een folkloristisch ritueel. ‘Een onderzoek moet toegevoegde waarde hebben’, zegt hij. ‘Wat mij betreft geldt: als je er niks mee kunt, moet je er ook niet aan beginnen. De wens om de onderste steen boven te krijgen, hoeft niet per se de doorslag te geven, al moet een beslisser die afweging wel goed kunnen uitleggen.’
Seksrel
Wat Groot maar gezegd wil hebben, is dat zelfs als een onderzoek wenselijk is, het ook mogelijk moet zijn. Een vermoeden van een integriteitschending moet concreet en verifieerbaar zijn. Is dat niet het geval, dan heeft onderzoek geen zin. Een voorbeeld daarvan is volgens hem de ‘Wassenaarse seksrel’ – de nazit van een nachtelijke raad met geborrel en vermeende onheuse uitlatingen. ‘Hierbij was op voorhand al bekend dat vier van de negen betrokkenen, onder wie de vermeende slachtoffers, niet zouden meewerken aan een integriteitsonderzoek. Dan is het vrijwel onmogelijk om nog spijkerharde uitspraken te kunnen doen over iets dat is voorgevallen tijdens een besloten bijeenkomst’, aldus Groot. ‘Onderzoek doen is goed als het ergens toe leidt, bijvoorbeeld tot inzicht in de feiten of een aangifte.’
Verleiding
Voor menig beslisser is de verleiding groot ook bij kansloos lijkende integriteitsonderzoeken toch gehoor te geven aan de oproep dat de onderste steen boven moet. ‘Zoiets wordt vaak te gemakkelijk gezegd. Natuurlijk, het klinkt krachtdadig en met het instellen van een onderzoek koop je ook nog eens tijd waarin je kan nadenken. Maar het is de verkeerde route. Het kost geld en het levert reputatieschade op: de impact van een integriteitsonderzoek op degenen die onder de loep liggen is groot, los van de uitkomst,’ aldus Groot. Als te snel de integriteitskaart wordt getrokken, is dat bovendien bepaald niet bevorderlijk voor het rekruteren van nieuwe wethouders. ‘Je hebt er wel elke vier jaar 1500 nodig’, zegt hij.
Het Steunpunt Integriteitsonderzoek Politieke Ambtsdragers van BIOS – onderdeel van het CAOP – behandelde sinds de oprichting op 1 januari 65 adviesaanvragen, vooral uit het lokale domein. Bekijk hier het jaarboek.
Reacties: 3
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.