Wie heeft volgens raadsleden, wethouders en burgemeesters de meeste invloed binnen het gemeentebestuur, en hoe groot acht men de eigen invloed? E n hoe is het in datzelfde gemeentebestuur gesteld met het vertrouw en in de ambtelijke organisatie? In de eerste editie van de Basismonitor Politieke Ambtsdragers zetten bestuurskundigen van de Universiteit Twente en Tilburg University dat op een rij.
Invloed en macht
In de invloedsverhouding tussen het college en de ambtelijke organisatie zien raadsleden, wethouders en burgemeesters het college als de…
Nieuws in beeld
Invloed van de vierde macht
In de invloedsverhouding tussen het college en de ambtelijke organisatie zien raadsleden, wethouders en burgemeesters het college als de dominante partij. Maar de invloed van de ambtelijke organisatie ten opzichte van het college wordt min of meer gelijkwaardig gezien. Zeker volgens raadsleden. Wethouders en burgemeesters geven aan dat zij weliswaar het college dominant achten in die relatie, maar ook zij erkennen dat de ambtelijke organisatie substantieel invloed heeft. De grote invloed die aan de ambtelijke organisatie wordt toegekend is volgens onderzoekster Sabine van Zuydam opvallend. ‘Het kan gezien worden als teken van de wisselwerking tussen het college en de ambtelijke organisatie. De ambtelijke organisatie handelt in opdracht van het college en voert de besluiten die het college neemt uit. Tegelijkertijd kan het college niet zonder de voorbereidende werkzaamheden van de ambtelijke organisatie en vind in de uitvoering ook interpretatie van de genomen besluiten plaats. In dit kader wordt ook wel gesproken over de ambtelijke organisatie als ‘vierde macht’, een term die René Crince le Roy in 1969 introduceerde.’
Inschatting eigen invloed
Aan de ambtsdragers is gevraagd een inschatting te maken van de eigen invloed (0 = geen invloed, 100 = veel invloed). Wat blijkt? Raadsleden schatten hun eigen invloed het laagst in, gevolgd door burgemeesters. Wethouders zijn het meest positief over hun eigen invloed. Opvallend: de verschillen in de persoonlijke achtergrond van ambtsdragers. Zo ervaren mannelijke wethouders hun invloed als groter dan vrouwelijke wethouders en zien de relatief jonge burgemeesters (van 45-54 jaar) zich als meer invloedrijk dan hun wat oudere collega’s (55-64 jaar).
Vertrouwen in de ambtenaar
In het vertrouwen in de gemeenteambtenaren is een opmerkelijk verschil te zien. Onder raadsleden is het vertrouwen in ambtenaren op een schaal van 1 tot 5 het laagst met een gemiddelde van 2,9; terwijl onder wethouders en burgemeesters de gemiddelde vertrouwensscore 3,4 is. Van Zuydam: ‘Mogelijk dat de relatief grotere afstand van raadsleden tot gemeenteambtenaren en wat zij dagelijks doen, maakt dat zij minder vertrouwen hebben.’